Wat goede professionals doen en cliënten ervaren bij de aanpak van geweld
De aanpak van geweld staat de laatste jaren volop in de belangstelling. Geweld heeft veel verschijningsvormen. Het kan eenzijdig of tweezijdig zijn en zich richten op vrouwen, mannen, kinderen, ouders en jongeren van allochtone en autochtone afkomst. Deze vertaktheid van geweld heeft geleid tot een meer systeemgerichte en gedifferentieerde benadering van huiselijk geweld. Er is naast opvang aan vrouwen een toenemende aandacht voor vroegtijdige onderkenning van geweld en (na)zorg in ambulante vorm. Huiselijk geweld is erkend als maatschappelijk probleem en mede een overheidsverantwoordelijkheid geworden. Diverse beleidsinstrumenten, wet- en regelgeving zijn ontwikkeld en vertaald in handelingsprotocollen voor professionals. Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot schaalvergroting in het werkveld, een verscheidenheid aan financieringsstromen en een complexe keten van hulpverlenende en justitiële instanties gericht op het duurzaam stoppen van geweld. Het spanningsveld tussen het bieden van maatwerk en werken binnen beleidskaders doen in deze context een sterk beroep op specifieke kwaliteiten van de professional. Praktijkleren vormt een essentiële basis voor de ontwikkeling van deze professionele kwaliteiten. Ervaren professionals zijn een waardevolle kennisbron voor aankomende en startende professionals in de beroepspraktijk. Maar evenzo is de feedback van cliënten in het hulpverleningsproces van groot belang om passende hulp te bieden. Voor duurzame interventies in de maatschappelijke hulpverlening zijn daarom blijvende inspanningen in kennisontwikkeling en dus ook een lerende houding en lerend vermogen vereist binnen en tussen organisaties.
Dit boek gaat in op de strekking en de betekenis van impliciete kennis van sociale professionals en dat toegepast op explicitering van de aanpak van geweld. Het is tot stand gekomen op basis van interviews met praktijkexperts, enkele gesprekken met cliënten en een literatuurverkenning naar verborgen kennis ofwel tacit knowing. Met dit verkennende onderzoek wilden we aansluiten bij de praktijkervaringen van ervaren professionals. Door precieze vragen te stellen wat goede professionals doen en laten als ze zich richten op de hulp bij partnergeweld en kindermishandeling, is gezocht naar verwoording van betekenisvolle, veelal stilzwijgende kennis. De ervaringen op zichzelf bevatten geen schatten; het is de lerende en alerte houding die tot kennisontwikkeling leidt en kennis toegankelijk maakt. De hoofdstukken kunnen afzonderlijk en in een willekeurige volgorde gelezen worden.
Dit boek is bedoeld als kennis- en inspiratiebron voor (aankomende) professionals in de keten van de hulpverlening: vrouwenopvang, de zorg, het maatschappelijk werk, het hoger beroepsonderwijs en de politie.
Dit rapport bevat naast een literatuurstudie de analyses van interviews met negen professionals in de vorm van zeven vakinhoudelijke portretten en interviews met drie cliënten. De professionals hebben een schat aan ervaring op het gebied van de vrouwenopvang, de zorg, de politie en het onderwijs. De geïnterviewden zijn praktijkexperts met veel ervaring in een leidinggevende en richtinggevende functie. In deze verkennende studie hebben we vooral gekozen voor een helikopterperspectief van verschillende sectoren. We zijn minder gedetailleerd ingegaan op hoe professionals op de werkvloer geweld aanpakken. In een ander onderzoek deden we dat wel en ondervroegen in groepsgesprekken het doen en laten van kinderwerkers in vier instellingen voor vrouwenopvang (Verhoeven en Dijkstra, 2010). Dit zou verder uitgebreid kunnen worden naar andere sectoren met de vraag wat goede docenten doen als ze in de opleiding aandacht schenken aan geweld en wat studenten leren, wat de jeugdzorg waaronder het amk – als richtinggevend ziet voor de aanpak van kindermishandeling en hoe de politie omgaat met de uitvoering van het huisverbod en met eergerelateerd geweld.
In dit onderzoek houden we de wijze waarop ervaren professionals geweld in de privésfeer aanpakken tegen het licht en we spitsen dit toe op partnergeweld en kindermishandeling. Dit verkennende onderzoek is in 2009 en 2010 uitgevoerd door het lectoraat huiselijk geweld en hulpverlening in de keten, dat sinds november 2010 deel uitmaakt van het Expertisecentrum Veiligheid van Avans. Het onderzoek bevat een beknopte literatuurstudie en interviews met drie cliënten en ervaren professionals uit vier sectoren van het werkveld. Het gaat hier om gesprekken met vooral professionals in een leidinggevende functie over de praktijk van de vrouwenopvang, de zorg, het onderwijs en de politie, met een zwaartepunt op de sector van de vrouwenopvang. We danken alle geïnterviewden hartelijk voor hun bereidheid om met ons in gesprek te gaan over hun ervaringen en hun vak.
We staan stil bij het doen en laten van deze professionals, en brengen dit in verband met ontwikkelingen van kennis in wetenschappelijk onderzoek, landelijk beleid en hulpverlening op dit gebied. Daarbij zijn we vooral geïnteresseerd in de kennis die professionals in de praktijk gebruiken. Daarnaast schenken we aandacht aan de geweldservaringen van cliënten en hun zoektocht naar hulp. In dit eerste hoofdstuk schetsen we de achtergrond van het project, gaan we in op de onderzoeksvragen en het doel van dit praktijkgerichte onderzoek, en omschrijven we de verborgen en nauwelijks grijpbare kennis. Vervolgens beschrijven en verantwoorden we de gekozen opzet van het project. Tevens leggen we de specifieke rol en betrokkenheid uit van de projectmedewerkers. Aan het einde van dit hoofdstuk volgt een leeswijzer.
Alleenstaande moeder
Muneni is een alleenstaande moeder met twee kinderen van bijna tien jaar. Ze is gescheiden van haar ex-man die veroordeeld werd voor zware mishandeling en daarvoor een taakstraf kreeg. De mishandeling was van psychische, fysieke en seksuele aard. Zij werd geslagen, geschopt, verkracht en soms trok hij de haren uit haar hoofd. Ze voelt zich nog steeds bedreigd door haar ex-partner. Hij weigerde hulp voor de kinderen, liet gas en licht afsluiten, wist verschillende hulpverleners voor zijn karretje te spannen en blijft aangeven dat zijn ex-vrouw gek is. Muneni heeft door het vroegere geweld en de gevolgen daarvan met veel instellingen te maken: Bureau Jeugdzorg, een gezinsvoogd, de Raad voor de Kinderbescherming, de rechtbank en de school van haar kinderen.
Een onafhankelijke vrouw
Muneni was nog geen twintig toen ze eind jaren zeventig uit haar moederland via Frankrijk naar Nederland vluchtte. Haar broer was al hier en later kwamen ook haar beide ouders naar Nederland. Zij ontvluchtte het regime van haar geboorteland omdat daar in die jaren een voortdurende strijd gaande was tussen opstandelingen en de legers van de regerende machthebbers. In Nederland aangekomen, wist zij in korte tijd de weg in haar nieuwe land te vinden. Door haar opvoeding en culturele achtergrond gaat het opbouwen van een groot netwerk van vrienden, kennissen en zakelijke contacten haar goed af. Met vrijwilligerswerk en door hard te werken weet Muneni een goed bestaan op te bouwen. Ze slaagt erin een handel in Afrikaanse kunstnijverheid op te zetten. Ze koopt op een goede locatie in een middelgrote stad in het westen van Nederland een winkelpand. In de loop der jaren ontwikkelt zij zich tot een sterke, financieel onafhankelijke vrouw, die trots is op wat zij heeft bereikt.
Omdat hij als regionaal portefeuillehouder vooral beleidsmatig met het onderwerp bezig is geweest, noemt Sjoerd Top zichzelf op het terrein van huiselijk geweld absoluut geen inhoudelijk specialist. Niettemin heeft hij in de afgelopen jaren de aanpak van huiselijk geweld binnen de politieregio Rotterdam-Rijnmond stevig op de kaart weten te zetten en heeft hij aan de wieg gestaan van het initiatief tot de invoering van een tijdelijk huisverbod voor plegers van geweld tegen huisgenoten. Bescheiden als hij is, beschouwt hij dat niet als zijn eigen verdienste, maar schrijft het bereikte resultaat toe aan de cultuur binnen het politiekorps waar hij deel van uitmaakt en aan de inzet van velen. Daarbij doelt hij onder anderen op een wethouder die ervoor gaat, die goede ambtenaren om zich heen heeft en naar hen luistert.
Top vindt dat de politie in Nederland bij de aanpak van huiselijk geweld in denken en doen een paar flinke stappen voorwaarts heeft gezet en vanuit de achterhoede aan de kop van het peloton is gekomen. Daarnaast ziet hij de invoering van het tijdelijk huisverbod als een welkome aanvulling op de mogelijkheden die het strafrecht biedt. Toch is hij nog niet helemaal tevreden. Dat heeft niet zozeer te maken met de inzet van de politiemensen die in hun dagelijkse praktijk met huiselijk geweld te maken hebben. Wel met de ingewikkelde en bureaucratische procedures, die voor de aanpak van relationeel geweld en met name het tijdelijk huisverbod, in het leven zijn geroepen. Deze procedures zijn erg tijdrovend en leggen een (te) groot beslag op de mensen op de werkvloer die, naast huiselijk geweld, nog heel veel meer te doen hebben. Volgens Top heeft de politie bij de totstandkoming van deze procedures zitten slapen en is er te veel aan inhoudelijk specialisten overgelaten die onvoldoende oog hebben gehad voor de consequenties in de praktijk. Als het aan hem ligt, kan de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod aanzienlijk eenvoudiger, waardoor het instrument in veel meer situaties en ten gunste van veel meer mensen ingezet zou kunnen worden dan nu het geval is. Hoe eenvoudiger de procedure, hoe groter de motivatie om het instrument in te zetten, luidt zijn devies.
Deze beschouwing is gebaseerd op een beknopte literatuurstudie van impliciete kennis bij sociale professionals op de werkvloer. Deze impliciete kennis, ook wel tacit knowledge genoemd, wordt beschouwd als een tegenhanger van expliciete kennis (regels, standaarden, geschreven tekst) en evidence uit wetenschappelijk onderzoek. Tacit knowing is een boeiend begrip, met haken en ogen. Drie aspecten keren in de omschrijvingen vaak terug. Het wordt aangemerkt als a. verborgen en vaak onbewuste kennis; b. stilzwijgende of belichaamde kennis waarover iemand beschikt zonder deze te (kunnen) verwoorden en c. vanzelfsprekende impliciete kennis.
Deze introductie maakt al duidelijk dat het verre van eenvoudig is om deze praktijkkennis naar boven te halen en secuur te benoemen. Deze niet klip-en-klaar verwoorde kennis dient te worden gezocht en in het licht geplaatst. Het is zelfs de vraag of het naar boven halen van dit soort ondoorgrondelijke weten wel mogelijk en wenselijk is. Het vraagt onbetwist methodologisch raffinement. Er zijn ook valkuilen, zoals de ontoegankelijkheid en het feit dat je deze kennis niet zomaar kunt overnemen. Het verwerven van deze kennis vraagt tijd en blijvende inspanning. Het vereist noeste arbeid bij het eigen maken: toewijding, het opdoen van ervaring en reflectie daarop. Vandaar dat we in de titel spreken van Verborgen schatten. De beroepspraktijk is daarbij te zien als een verduisterde schatkamer. Deze bevat parels van werk, maar kent eveneens knelpunten en belemmeringen bij het vinden en verlenen van passende hulp zoals verstarde routines, gestuntel of fout gedrag.
De vrouwenopvang is door toenemende betrokkenheid vanuit de samenleving en de politiek de afgelopen decennia sterk veranderd. Aleid van den Brink, directeur van de Blijf Groep (zie kader) in het werkgebied Amsterdam en omgeving, Noord-Holland en Flevoland, vertelt als drager én als bron van deze historie, hoe zij als professional deze veranderingen doormaakte: van pionier op de werkvloer tot uitvoerder in de keten. Ondanks de veranderingen is haar betrokkenheid gebleven en blijft de zoektocht naar het leveren van kwaliteit binnen de steeds nauwer wordende kaders een uitdaging. In die zin pioniert van den Brink nog steeds: nog altijd zoekt ze, met grote inspanning, initiatief en moed, naar mogelijkheden en oplossingen op een weg die veel obstakels kent, waarvan gebrek aan financiële armslag er een is.
Ze dacht eerst dat ze niet lang zou blijven in deze sector; het tegendeel is gebleken. Vanaf haar eerste baan als sociaalpedagoog in de functie van staffunctionaris bij een crisisopvangcentrum beschrijft zij de ontwikkelingen in de opvangsector van de jaren zeventig, toen geweld nog niet expliciet genoemd werd, tot nu, waarin budgetten en regels beleidsmatig de overhand hebben. Geweld is sinds de tweede helft van de jaren negentig bij beleidsmakers, politiek en in de samenleving meer op de voorgrond gekomen en de samenleving is zich steeds meer bewust geworden van de verscheidenheid aan dimensies van het begrip ‘geweld’ (zie kader). De kijk op, en aanpak van geweld is in de loop van de jaren sterk veranderd. Het heeft een verscheidenheid aan hulpaanbod teweeggebracht. Het werkterrein is sinds die tijd ook steeds meer onderhevig aan een toenemend aantal belanghebbenden dat het eigenaarschap claimt op de aanpak van huiselijk geweld. Mede als gevolg hiervan is de werkcontext van de professional veranderd. De ruimte voor professionals om te pionieren is kleiner geworden.
Was je in 1944 zwanger van de bezetter of de bevrijder dan kon je terecht bij de Bocht. ‘Gevallen meisjes’ werden ze ook wel genoemd. In 1958 werd Huize de Bocht uitgebreid met een kraamkliniek voor gehuwde vrouwen, die tot 1990 Moedervreugd heette en tegenwoordig De Meiboom. Al heel wat jaren is de opvanginstelling, nu in een geheel andere maatschappelijke context, gericht op bescherming en begeleiding van vrouwen en kinderen, en in het verlengde daarvan begeleiding van vaders. In 2009 is de Bocht gefuseerd met Kompaan, een instelling voor jeugdzorg. Lian Smits, directeur en bestuurder van Kompaan & de Bocht, vertelt hoe de veranderende context en het groeiende inzicht in de doelgroepen de visie, positie en ook het werk van de Bocht diepgaand hebben beïnvloed. Van huis uit is Smits kinder- en jeugdpsycholoog. Na een aantal jaren in de gezondheidszorg te hebben gewerkt, werkte Smits als vestigingsmanager bij de Raad voor de Kinderbescherming, waarna ze in 2002 de overstap maakte naar de Bocht. Ze werd directeur met een breed maatschappelijk georiënteerde visie en ambities, gericht op samenwerking en leren van elkaar.
In dit portret staan we stil bij twee zaken. Ten eerste wordt ingegaan op de recent voltrokken fusie tussen de Bocht en Kompaan. Het besluit tot samenwerking is gericht op versterking van de professionaliteit van beide instellingen en op versterking van de positie in de keten. De fusie zelf is geen eindbestemming, maar een reis die professionals samen doormaken door met elkaar in gesprek te gaan en hun kennis en vaardigheden in een andere (meer gezinsgerichte hulpverlenings)context te plaatsen. Aan de hand van het onderwerp kindermishandeling en seksueel misbruik wordt dit geïllustreerd. Aansluitend komt het belang van continuïteit van de zorg aan bod. Preventie en nazorg in het aanbod, maar ook samenwerking met ketenpartners vormen belangrijke pijlers voor de Bocht om dit te realiseren. Het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ashg), is een van de lijnen die met betrekking tot de continuïteit van de zorg apart aandacht krijgt. Het portret eindigt met een nabeschouwing op deze thema’s en een reflectie van Smits op de vraag: weten we wel genoeg over wat goede hulp is?
Begin 2008 besloot Georgette een einde aan haar huwelijk te maken. Niet omdat haar echtgenoot in fysiek opzicht gewelddadig was. Hij was in alles passief en niet geïnteresseerd. Een gesprek met hem voeren bleek nooit mogelijk. Zij voelde zich emotioneel door hem verwaarloosd.
Haar echtgenoot was het eens met haar voorstel om te scheiden. Ondanks die overeenstemming, liepen de spanningen tussen haar en haar echtgenoot op. Zij wilde een time-out en trok met haar achtjarige dochter tijdelijk in bij een collega.
Bij haar man ging toen een knop om. Hij begon haar op allerlei manieren te bedreigen, heeft haar aangevallen, aangerand en haar emotioneel hard geraakt. Over de aanranding heeft hij haar bijvoorbeeld een sms gestuurd met de tekst: “Je vond dat als kind vast ook lekker.”
Dat die sms haar erg raakte, is omdat Georgette in haar jeugd is aangerand. Zij is daarvoor in therapie geweest bij het fiom, zowel individueel als in een groep. Met behulp van een prima therapeute heeft zij de aanranding goed verwerkt. Niettemin kwam die sms keihard bij haar binnen. Het heeft haar veel pijn gedaan. Zij zegt te weten dat hij haar nog steeds dood wil hebben.
Nadat Georgette door haar aanstaande ex was bedreigd en aangerand, heeft zij een schuilplek gevonden in een blijf-van-mijn-lijfhuis. Ze vertelt daar in dit gesprek graag en open over. Dat doet ze niet alleen als ervaringsdeskundige, maar ook als (aankomend) professional in een hulpverleningsorganisatie. Verderop in dit stuk komt ze daar uitgebreid op terug.
Georgette en haar dochter wonen nu weer in hun eigen huis. Dat is bij de scheiding aan hen toegewezen. Ondanks verwoede pogingen om een omgangsregeling tot stand te brengen tussen haar dochter en haar ex, is dat niet gelukt. Een paar dagen voor de echtscheiding uitgesproken zou worden, heeft hij via zijn advocaat aan de rechter laten weten dat hij zijn dochter niet meer wil zien.
Justine van Lawick is werkzaam als klinisch psycholoog en psychotherapeut in het Lorentzhuis in Haarlem dat zij met collega’s in 1984 oprichtte. Ze heeft zich gespecialiseerd in het werken met paren en gezinnen, waarbij sprake is van vooral partnergeweld. In Nederland is zij een van de grondleggers van een systeemgerichte visie en werkwijze voor therapie aan deze doelgroep. Systeemgericht werk is een van de speerpunten van het Lorentzhuis, dat veel verwijzingen voor relatietherapie krijgt via het Steunpunt Huiselijk Geweld, de politie, Bureau Slachtofferhulp en het maatschappelijk werk. Vaak zoeken paren hulp als ze ondanks de gewelddadige confrontaties toch met elkaar verder willen leven. Het Lorentzhuis is met zorg ingericht, de werkruimte heeft een persoonlijke sfeer, waar bewust voor is gekozen. Het blijkt in overeenstemming met de visie en benadering die het centrum wil uitdragen naar de cliënten.
Van Lawick ontwikkelde de werkwijze gaandeweg door zich grondig te verdiepen in de thematiek van geweld in intieme relaties, door goed te luisteren en aan te sluiten bij haar cliënten, door bewust te reflecteren op haar aanpak en haar werkwijze te verfijnen en door te blijven doorontwikkelen op basis van de reacties en feedback van haar cliënten.
Samen met Martine Groen publiceerde Van Lawick in 1998 de eerste druk van Intieme oorlog. Over de kwetsbaarheid van familierelaties, een baanbrekend boek over de behandeling van cliënten in thuissituaties met geweld, vanuit een systemische visie. Daarin beschrijven ze de aanpak van therapie bij geweld in relaties, waarbij met beide partners wordt gewerkt, met als doel de spiraal van geweld tussen hen te doorbreken. Het boek is meermaals geactualiseerd en in herziene versies herdrukt, in het Engels vertaald en zou standaardwerk moeten zijn voor studenten en professionals in de hulpverlening.
Cecilia Pérez is sinds juni 2008 zorgcoördinator van het Meldpunt Eergerelateerd Geweld in Amsterdam. Ze begon haar loopbaan als vrijwilliger in blijf-van-mijn-lijfhuizen, waar ze in 1990 een betaalde baan kreeg. In 1999 werkte ze mee aan de pilot Steunpunt Huiselijk Geweld. Met haar jarenlange ervaring in het werkveld is Pérez een ervaren praktijkdeskundige met een duidelijke visie op wat een goede professional doet en is. Durf en een open blik kenmerken haar werk. In dit portret komen twee kwesties aan de orde. Als eerste gaan we in op wat Pérez tijdens dit interview vertelt over bemiddeling bij eergerelateerd geweld en over begeleide terugkeer als empowerende methodiek. Begeleide terugkeer is een methodiek gericht op het duurzaam stoppen van huiselijk geweld en herstel van de relatie met de partner. Bemiddeling bij eergerelateerd geweld vraagt een andere benadering van professionals dan bemiddeling bij huiselijk geweld. Als tweede beschrijven we de specifieke kennis en attitude waarover professionals moeten beschikken. Met name durf om te experimenteren, een open houding, leergierigheid en vooruitkijken zijn belangrijke kwaliteiten volgens Pérez.
Frank (51 jaar) heeft twee zonen Reggie (6 jaar) en Ronnie (4 jaar), beiden uit zijn tweede huwelijk. Sinds kort woont hij samen met zijn beide zonen, zijn huidige partner Christina en haar puberzoon. Frank omschrijft Christina als een warme, zachtaardige en zorgzame vrouw die goed is voor hem en vooral ook voor zijn zonen. Het huwelijk met zijn ex-vrouw, de moeder van zijn kinderen, is op de klippen gelopen omdat zij herhaaldelijk partnergeweld pleegde. De druppel die de emmer voor Frank deed overlopen, was de ontdekking dat zij hun zonen ook mishandelde. Zijn ouders laten hun gevoelens niet makkelijk zien. Zij zeggen wel dat zij erg met hem meeleven en verdriet hebben van de situatie waarin hij nu verkeert. Frank ervaart dat echter alleen als woorden. Hij bedoelt het niet als verwijt, maar constateert wel dat hij nu anders met zijn kinderen omgaat dan zijn ouders vroeger met hem. Frank heeft behalve een middelbare vakopleiding enkele specialistische cursussen gevolgd. Thans is hij zelfstandig ondernemer. Mede door de economische crisis gaat het niet goed met zijn bedrijf. Ook heeft de kwaliteit van zijn werk te lijden gehad onder zijn relatieperikelen. Zijn bedrijf is bijna failliet, mede omdat hij nog steeds elke maand een groot bedrag aan zijn ex moet betalen. Frank vertelt uitgebreid over zijn ex, het geweld dat hij van haar ondervond en de ontdekking dat zijn kinderen ook mishandeld werden. Ook verhaalt hij over de problemen en knelpunten die hij tegenkwam bij zijn zoektocht en pogingen om al in een vroeg stadium zowel voor zijn kinderen als voor hemzelf adequate hulp en ondersteuning te krijgen. Uit zijn uitgebreide relaas blijkt dat dit allesbehalve gladjes verliep
In 2001 is een start gemaakt met de grootschalige introductie van lectoren als vakexperts in het hbo. Zij krijgen de opdracht mee kennis te ontwikkelen en te laten circuleren in interactie met de beroepspraktijk, kennisinstituten en het beroepsonderwijs. Inmiddels zijn ze de pioniersfase voorbij: er zijn meer dan 450 lectoren op tal van terreinen actief op de Nederlandse hogescholen. Aan de volgende stap wordt volop gewerkt: het verder ontwikkelen en uitbouwen van de lectoraten en het praktijkgerichte onderzoek. Via onderzoek willen de lectoren samenwerking met het werkveld verstevigen en nieuwe kennis leveren aan opleidingen. Het lectoraat ‘Professionalisering van agogische beroepen en vaktherapeuten’ bij de Hogeschool Arnhem en Nijmegen houdt zich bezig met vragen als: in hoeverre worden principes van oplossingsgericht werken in de jeugdzorg toegepast? Waar zien beroepsbeoefenaren verbetermogelijkheden? Hoe kunnen professionals hun beroepsidentiteit versterken? En wat vraagt dit van hun organisaties?
Kitty Kwakman, sinds 2002 als lector aan dit lectoraat verbonden, geeft in het interview aan hoe leren op de werkvloer vorm geeft aan professionalisering en wat het van professionals, organisaties en hogescholen aan inzet vraagt (zie kader). Leren is ook zelf kennis ontwikkelen, stelt Kwakman. Daarbij is het in haar ogen van groot belang dat professionals inzichten halen uit hun eigen handelen, deze ervaringskennis expliciet maken en integreren in het handelen. Om de beroepsuitoefening blijvend op niveau te houden gaat het niet om de kennis zelf, maar om de integratie van die kennis in het handelen. Een reflecterende en onderzoekende houding is daarbij van belang.
Lia van Doorn startte haar carrière als vrijwilliger in de nachtopvang voor daklozen. Tegenwoordig is ze lector en richt ze zichop onderzoek naar cliënten met een complexe problematiek, outreachend werken en morele oordeelsvorming. Haar betrokkenheid met, en interesse in wat er achter mensen schuilgaat, is sinds die tijd onverminderd gebleven. Van Doorn, sinds 2007 lector Innovatieve maatschappelijke dienstverlening aan de Hogeschool Utrecht, vertelt vanuit deze passie onder andere over outreachende hulpverlening (zie kader). Daarbij gaat het volgens haar om een attitude, gebaseerd op een combinatie van persoonlijke kwaliteiten, die het professioneel handelen sturen. Dit handelen, vindt deels onbewust plaats, omvat vaak meerdere gelijktijdige processen plaatsvinden, en is daardoor niet of nauwelijks (direct) op cognitief niveau over te dragen. Omdat professionals vaak alleen op pad gaan, is ondersteuning vanuit de organisatie volgens haar van levensgroot belang. Van Doorn pleit daarom voor een cultuur waarin het delen van ervaring, meekijken en het wegnemen van mentale barrières in de toepassing van het handelingsrepertoire vanzelfsprekender worden. Outreachend werken is ook een centraal thema in de aanpak van huiselijk geweld. Marjan Karsmakers, tot 2010 projectleider Aanpak huiselijk geweld in Eindhoven, is van mening dat de outreachende aanpak belangrijk is in de aanpak van huiselijk geweld. Veiligheid van hulpverleners én cliënten, de specifieke kwaliteiten van outreachende werkers en de legitimering om deze benadering in te zetten, zijn aspecten waarover zij vertelt.
Dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op het interview met Van Doorn. Daarnaast zijn ook citaten uit het interview met Karsmakers verwerkt.
De aanpak van geweld staat de laatste jaren volop in de belangstelling. Geweld heeft veel verschijningsvormen. Het kan eenzijdig of tweezijdig zijn en zich richten op vrouwen, mannen, kinderen, ouders en jongeren van allochtone en autochtone afkomst. Deze vertaktheid van geweld heeft geleid tot een meer systeemgerichte en gedifferentieerde benadering van huiselijk geweld. Er is naast opvang aan vrouwen een toenemende aandacht voor vroegtijdige onderkenning van geweld en (na)zorg in ambulante vorm. Huiselijk geweld is erkend als maatschappelijk probleem en mede een overheidsverantwoordelijkheid geworden. Diverse beleidsinstrumenten, wet- en regelgeving zijn ontwikkeld en vertaald in handelingsprotocollen voor professionals. Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot schaalvergroting in het werkveld, een verscheidenheid aan financieringsstromen en een complexe keten van hulpverlenende en justitiële instanties gericht op het duurzaam stoppen van geweld. Het spanningsveld tussen het bieden van maatwerk en werken binnen beleidskaders doen in deze context een sterk beroep op specifieke kwaliteiten van de professional. Praktijkleren vormt een essentiële basis voor de ontwikkeling van deze professionele kwaliteiten. Ervaren professionals zijn een waardevolle kennisbron voor aankomende en startende professionals in de beroepspraktijk. Maar evenzo is de feedback van cliënten in het hulpverleningsproces van groot belang om passende hulp te bieden. Voor duurzame interventies in de maatschappelijke hulpverlening zijn daarom blijvende inspanningen in kennisontwikkeling en dus ook een lerende houding en lerend vermogen vereist binnen en tussen organisaties.
Dit boek gaat in op de strekking en de betekenis van impliciete kennis van sociale professionals en dat toegepast op explicitering van de aanpak van geweld. Het is tot stand gekomen op basis van interviews met praktijkexperts, enkele gesprekken met cliënten en een literatuurverkenning naar verborgen kennis ofwel tacit knowing. Met dit verkennende onderzoek wilden we aansluiten bij de praktijkervaringen van ervaren professionals. Door precieze vragen te stellen wat goede professionals doen en laten als ze zich richten op de hulp bij partnergeweld en kindermishandeling, is gezocht naar verwoording van betekenisvolle, veelal stilzwijgende kennis. De ervaringen op zichzelf bevatten geen schatten; het is de lerende en alerte houding die tot kennisontwikkeling leidt en kennis toegankelijk maakt. De hoofdstukken kunnen afzonderlijk en in een willekeurige volgorde gelezen worden.
Dit boek is bedoeld als kennis- en inspiratiebron voor (aankomende) professionals in de keten van de hulpverlening: vrouwenopvang, de zorg, het maatschappelijk werk, het hoger beroepsonderwijs en de politie.