In de geestelijke gezondheidszorg (ggz) gaat het om het welzijn van de cliënt. Zijn hulpvraag staat centraal. Een forensische behandeling staat daarnaast ook in dienst van de veiligheid van de samenleving; het welzijn van de ander dient beschermd te worden.
De forensisch therapeut zit daarmee fundamenteel in een paradoxale situatie: de veiligheid van de samenleving versus de belangen van individuele cliënten. In de forensische literatuur wordt deze ‘dubbele rol’ van de therapeut (Ward, 2013) volop bediscussieerd. Deze dubbele rol is het meest duidelijk wanneer justitie als derde partij optreedt en een behandeling onder voorwaarden oplegt. Maar ook zonder justitieel ingrijpen komt de hulpvraag in de regel van buiten, omdat de cliënt zelden zelf om hulp vraagt. De forensische hulpverlening wordt dus wezenlijk gekenmerkt door de, expliciete of impliciete, aanwezigheid van een derde partij.