Radicalisering in de gemeente Arnhem

Radicalisering in de gemeente Arnhem

Productgroep Bureau Beke
Gratis

Omschrijving

Resultaten van onderzoek onder mentoren, welzijnswerkers en jongeren

In opdracht van het college van Burgemeester & Wethouders (B&W) van de gemeente Arnhem heeft Bureau Beke onderzoek gedaan naar de mate van radicalisering onder Arnhemse jongeren van 12 tot en met 24 jaar. Het totale onderzoek is over een lange periode (begin 2015 tot eind 2016) uitgevoerd en kent zijn oorsprong in een motie van de PvdA uit 2014. Op dat moment was de urgentie op dit onderwerp groot, mede vanwege het relatief hoge aantal inwoners uit Arnhem dat naar conflictgebieden was afgereisd. Het onderzoek reikt echter verder dan radicalisering vanuit islamitisch perspectief alleen; er is ook gekeken naar radicalisering vanuit een links- en rechtsgeoriënteerd perspectief.
Samengevat is aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:

  • De mate waarin sprake is van radicaliserende opvattingen bij Arnhemse jongeren en jongvolwassenen in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar;
  • De wijze waarop Arnhemse jongeren en jongvolwassenen met radicale opvattingen getypeerd kunnen worden in termen van leeftijd, geslacht en opleidingsniveau;
  • De gevolgen voor de aanpak van radicalisering (zowel preventief als repressief en curatief) door de lokale, regionale en eventueel landelijke instanties.

 


Uitvoering
Het onderzoek is in overleg met de gemeente Arnhem in twee fases uitgevoerd.
Eerst is op basis van literatuuronderzoek en interviews met professionals (hierna: vooronderzoek) bekeken of en zo ja op welke wijze de vraagstelling zou kunnen worden beantwoord. Op basis van dit vooronderzoek is het begrip radicalisering als volgt afgebakend:

‘Het (risico op het) plegen van geweld in binnen- of buitenland en/of het daartoe aanzetten van anderen vanuit ideologische overwegingen.’ 

Daarbij zijn, in toenemende ernst, drie vormen van geweld onderscheiden: verbaal geweld  uitschelden, kwetsen, beledigen), verbale bedreiging (bedreigen of intimideren) en fysiek geweld (slaan, schoppen, mishandelen en vermoorden). Daarnaast heeft het vooronderzoek zicht gegeven op drie typen voedingsbodems c.q. factoren die kunnen bijdragen aan radicalisering: pushfactoren, pullfactoren en faciliterende factoren.


Typering van factoren
Onder pushfactoren kunnen omstandigheden worden geschaard die leiden tot onvrede over de huidige situatie (van zichzelf of van personen die tot de eigen groep (ingroup) gerekend worden). Sociale achterstand en discriminatie – en het in het verlengde daarvan denken vanuit een ‘wij?zij’ perspectief – zijn voorbeelden daarvan. Tegenover pushfactoren staan zogenaamde pullfactoren. Dit zijn aspecten die personen als een beloning (incentive) zien voor bepaald gedrag. Het gaat daarbij om een beloning in brede zin: derhalve worden hier niet alleen financiële middelen, maar bijvoorbeeld ook het vergaren van status en geborgenheid binnen een bepaalde groep geschaard. Faciliterende factoren voorzien tot slot in het in aanraking komen met radicaal gedachtegoed. Het sociaal netwerk maar ook het internet zijn factoren die hierin kunnen voorzien.

Op basis van het vooronderzoek zijn drie onderzoeksactiviteiten uitgevoerd. Ten eerste zijn de dossiers van 42 (mogelijk) geradicaliseerde personen die binnen het Veiligheidshuis (VH) besproken zijn, bestudeerd. Daarnaast is een screeningsinstrument uitgezet onder mentoren en welzijnswerkers om te inventariseren in hoeverre zij een ‘niet-pluis’ gevoel hebben bij leerlingen op het vlak van radicalisering.

In totaal hebben 274 mentoren voor 324 klassen (6.086 leerlingen) een screeningsinstrument
ingevuld en is met negen van hen gesproken. Verder hebben zestien welzijnswerkers het screeningsinstrument ingevuld en is met vier van henaanvullend een interview gehouden. Tot slot zijn jongeren zelf benaderd. In totaalhebben 248 jongeren een korte vragenlijst ingevuld en is met circa 100 van hen ingroepsverband of individueel verder gesproken over dit onderwerp.

Kijk voor meer informatie op www.beke.nl