Psychische mishandeling laat ernstige sporen achter bij slachtoffers. Dit blijkt alleen al uit het rapport van commissie-De Winter over de wantoestanden in de jeugdzorg* en de recente, indringende getuigenissen van topturnsters. De overheid doet hier weinig aan. Maar: initiatieven wereldwijd bewijzen dat het anders kan. Met resultaat.
Onder psychische mishandeling wordt het structureel en eenzijdig denigreren, isoleren, manipuleren, bedreigen, intimideren, controleren en corrumperen binnen afhankelijkheidsrelaties verstaan. Dit patroon van destructief gedrag grijpt diep in op de levens van slachtoffers en schaadt langdurig hun fysieke en mentale gezondheid (Rees, 2010). Hoewel psychische mishandeling in Nederland opgenomen is in de officiële definitie van huiselijk geweld en kindermishandeling, is er nauwelijks specifiek beleid voor. Sterker nog: in de wetgeving staat nergens een uitgewerkte definitie van wat het precies inhoudt. Daarbij komt nog dat de overheid geen enkele instantie in het leven heeft geroepen die de aanpak van psychische mishandeling moet coördineren. Ook financiert de overheid geen kenniscentra, registreert de politie deze vorm van mishandeling niet en er wordt nauwelijks onderzoek naar gedaan. Als gevolg hiervan ontbreekt het aan preventiemaatregelen, richtlijnen, instrumenten of een evidence-based zorgaanbod.
Kamervragen
Strafrechtelijk gezien stuiten slachtoffers van psychische mishandeling vaak tegen een muur. De politie registreert alleen recent fysiek of seksueel geweld als vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Voor psychische mishandeling is het moeilijker om bewijs te vinden, met als gevolg dat slachtoffers in de praktijk meestal geen aangifte hiervan kunnen doen bij de politie. Slechts één keer, in 2017, heeft een rechter een dader veroordeeld wegens psychische kindermishandeling in Nederland. Tot nu toe is deze zaak de enige in zijn soort. Juristen schatten in dat het structureel vervolgen van psychische mishandeling moeizaam zal zijn.