In hoofdstuk 1 is aangegeven dat binnen de brede school twee functies zijn verenigd. Enerzijds is het een verbeterd zorgsysteem en anderzijds een verbetering van de educatieve organisatie. Hier richten we ons op de samenhang in de educatieve organisatie en schetsen we een kader voor het leren in de brede school.
Leren buiten de school heeft zich nooit zo sterk ontwikkeld en staat onder druk. Toch koesteren we zelf mogelijk de betere herinneringen aan bijvoorbeeld excursies of natuurontdekkingstochten. Inspanningen van partners dragen ook bij aan leer- en ontwikkelingsprocessen van kinderen. De praktijk is dat ‘het leren’ zich afspeelt in de school, waarbij de docent verantwoordelijk is voor een effectief verloop van de leerprocessen. In de afgelopen periode zijn echter allerlei instellingen en projecten betrokken bij de educatie van kinderen, zoals peuterspeelzalen, welzijnsinstellingen en cultuureducatie-instellingen. Deze hebben een plaats gevonden in of rond de school, in een soort ‘los-vast’ verband. Het geheel maakt echter nog een zeer versnipperde indruk. De bredeschoolaanpak plaatst een kader om het gefragmenteerde aanbod. Door deze educatieve reorganisatie ontstaat een nieuw denkkader voor het ordenen van educatieve activiteiten.
In dit hoofdstuk komen eerst drie spanningsvelden aan bod die onder de bredeschoolaanpak schuilgaan. Voorts wordt aan de hand hiervan onder andere dieper ingegaan op de effectieve school en de verlengde schooldag. Het hoofdstuk wordt beëindigd met een overzicht van kenmerken van de werkwijze van de bredeschoolaanpak.