Ernstige criminele daden worden vaak voorafgegaan door gedragsproblemen tijdens de kinderjaren. Loeber, Stouthamer-Loeber en Green (1991) vonden dat kinderen in de voor- schoolse leeftijd die probleemgedrag vertonen een twee keer zo grote kans lopen op later delinquent gedrag dan hun leeftijdgenoten zonder. Ook blijkt uit onderzoek dat agressie op jeugdige leeftijd latere delinquentie voorspelt (Loeber & Dishion, 1983). Verder vond Farrington (1991) dat volwassenen die veroordeeld zijn voor een geweldsmisdrijf in de periode van hun 8e tot 10e significant agressiever zijn. Ook in Nederlands onderzoek is dit verband tussen probleemgedrag op jonge leeftijd en latere delinquentie aangetoond. Een sterk verband werd vooral gevonden tussen gedragsproblemen tijdens de kinderjaren en geweld op volwassen leeftijd (Donker e.a., 2003). Het idee dat kinderen die gedragsproblemen vertonen vergeleken met kinderen die dit gedrag niet laten zien, een verhoogd risico lopen op latere delinquentie komt in twee invloedrijke theoretische modellen terug. Moffitt (1993) maakt in haar ‘duale taxonomiemodel’ een onderscheid tussen delinquenten die levenslang en hardnekkig crimineel zijn (die al heel jong probleemgedrag vertonen en zich hun hele leven crimineel blijven gedragen) en delinquenten van wie het criminele gedrag zich beperkt tot de adolescentie (deze groep begint tijdens de adolescentie met criminele activiteiten en heeft een veel grotere kans hier eenmaal volwassen weer mee op te houden). Het tweede model is het ontwikkelingsmodel van Loeber (1996), dat in de hoofdstukken 1 en 9 van dit boek wordt beschreven. Dit model beschrijft drie ontwikkelingspaden, alle drie gekenmerkt door minder ernstige gedragspro- blemen tijdens de kinderjaren en gevolgd door ernstiger vormen van delinquentie tijdens de adolescentie. In dit hoofdstuk kijken we naar het vóórkomen van problematisch gedrag bij kinderen, zoals gerapporteerd door ouders en leerkrachten en zoals vastgesteld in psychiatrische diagnoses. De nadruk ligt op externaliserend probleemgedrag zoals minder ernstige vormen van criminaliteit, agressie, ongehoorzaamheid en wreedheid jegens anderen. Emotioneel of internaliserend probleemgedrag zoals depressie en angst stippen we zijdelings aan.