Omdat hij als regionaal portefeuillehouder vooral beleidsmatig met het onderwerp bezig is geweest, noemt Sjoerd Top zichzelf op het terrein van huiselijk geweld absoluut geen inhoudelijk specialist. Niettemin heeft hij in de afgelopen jaren de aanpak van huiselijk geweld binnen de politieregio Rotterdam-Rijnmond stevig op de kaart weten te zetten en heeft hij aan de wieg gestaan van het initiatief tot de invoering van een tijdelijk huisverbod voor plegers van geweld tegen huisgenoten. Bescheiden als hij is, beschouwt hij dat niet als zijn eigen verdienste, maar schrijft het bereikte resultaat toe aan de cultuur binnen het politiekorps waar hij deel van uitmaakt en aan de inzet van velen. Daarbij doelt hij onder anderen op een wethouder die ervoor gaat, die goede ambtenaren om zich heen heeft en naar hen luistert.
Top vindt dat de politie in Nederland bij de aanpak van huiselijk geweld in denken en doen een paar flinke stappen voorwaarts heeft gezet en vanuit de achterhoede aan de kop van het peloton is gekomen. Daarnaast ziet hij de invoering van het tijdelijk huisverbod als een welkome aanvulling op de mogelijkheden die het strafrecht biedt. Toch is hij nog niet helemaal tevreden. Dat heeft niet zozeer te maken met de inzet van de politiemensen die in hun dagelijkse praktijk met huiselijk geweld te maken hebben. Wel met de ingewikkelde en bureaucratische procedures, die voor de aanpak van relationeel geweld en met name het tijdelijk huisverbod, in het leven zijn geroepen. Deze procedures zijn erg tijdrovend en leggen een (te) groot beslag op de mensen op de werkvloer die, naast huiselijk geweld, nog heel veel meer te doen hebben. Volgens Top heeft de politie bij de totstandkoming van deze procedures zitten slapen en is er te veel aan inhoudelijk specialisten overgelaten die onvoldoende oog hebben gehad voor de consequenties in de praktijk. Als het aan hem ligt, kan de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod aanzienlijk eenvoudiger, waardoor het instrument in veel meer situaties en ten gunste van veel meer mensen ingezet zou kunnen worden dan nu het geval is. Hoe eenvoudiger de procedure, hoe groter de motivatie om het instrument in te zetten, luidt zijn devies.