In een wereld geteisterd door Covid-19 (‘Corona’), met extra risico’s voor het ontstaan van huiselijk geweld, vervaagt het nieuws over landen die een terugtrekkende beweging maken uit het internationaal verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Het verdrag dat in de volksmond ook wel ‘het Verdrag van Istanbul’ wordt genoemd. Echter is het juist in deze tijd van belang om dit verdrag op de politieke en maatschappelijke agenda te houden. Juist nu de wereld meer ‘op slot’ gaat – waardoor interpersoonlijk contact geïntensiveerd wordt en de financiële gevolgen van corona hun weerslag hebben op huishoudens – zien we risico’s op het ontstaan of voortduren van huiselijk geweld toenemen.
Internationale verdragen wegen zwaarder dan nationale wet- en regelgeving
In 2011 stelde de Raad van Europa het internationaal verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld op. Dit verdrag werd door 45 landen, waaronder Nederland, onderschreven en ondertekend. Het verdrag staat volgens Movisie (een van de kennisinstituten rondom huiselijk geweld) voor een verbeterde aanpak om geweld tegen vrouwen te voorkomen: ‘In dit verdrag staat dat geweld tegen vrouwen een vorm van discriminatie is. De aanpak die geweld tegen vrouwen doet voorkomen, moet gendersensitief zijn. Dit betekent dat de maatschappelijke rollen, gedragingen, activiteiten en eigenschappen die in een maatschappij passend worden geacht voor vrouwen en mannen, van invloed zijn op het voorkomen van geweld tegen vrouwen’, aldus te lezen op de website van Movisie. Een van de belangrijkste pijlers van dit verdrag is dan ook: gendersensitief handelen. In adit artikel komen we hier verderop op terug.