Al in de kleutertijd komt probleemgedrag bij meisjes minder vaak voor dan bij jongens (Keenan & Shaw, 1997), en dit blijft zo in de kindertijd en tijdens de adolescentie (Mof- fitt et al., 2001). Probleemgedrag bij meisjes gaat echter vaker gepaard met beperkingen in het psychisch en sociaal-maatschappelijk functioneren dan bij jongens, zowel in de adolescentie als in de volwassenheid (Gorman-Smith, 2003; Odgers et al., 2008; Van der Molen et al., 2013). Hoewel wetenschappers het niet eens zijn over het gegeven dat unieke processen het ontstaan van probleemgedrag bij meisjes verklaren, bestaat er consensus dat beschermende en risicofactoren een verschillend effect hebben op de ontwikkeling van probleemgedrag bij meisjes in vergelijking met jongens (Harachi et al., 2006; Moffitt et al., 2001; Storvoll & Wichstrom, 2002). Er zijn generieke risicofactoren te onderscheiden die zowel voor jongens als meisjes gelden, en specifieke risicofactoren die (in grotere mate) voor meisjes gelden.
Dit hoofdstuk beschrijft specifieke beschermende en risicofactoren in de ontwikkeling van probleemgedrag bij meisjes. In de eerste paragraaf schetsen we de ontwikkeling van probleemgedrag bij meisjes. In de tweede paragraaf wordt het theoretisch model, het ecologisch ontwikkelingsmodel, toegelicht. Achtereenvolgens worden risicofactoren en beschermende factoren in verschillende domeinen besproken. We laten de domeinen woonomgeving en maatschappij daarbij buiten beschouwing omdat zorgverleners hierop relatief weinig invloed kunnen uitoefenen. Dit hoofdstuk beoogt niet een uitputtend overzicht te geven van alle beschermende en risicofactoren voor probleemgedrag; het richt zich op een aantal thema’s die voor meisjes van belang zijn. Het hoofdstuk sluit af met de implicaties voor de hulpverlening aan meisjes en een conclusie.