Eetstoornissen komen vaker voor bij meisjes en jonge vrouwen dan bij jongens en man- nen. Hoe valt dat te verklaren? Heeft dat te maken met verschillen in lichamelijke ont- wikkeling of met de culturele verschillen in het lichaamsideaal? En wat betekent die scheve verhouding voor preventieprogramma’s die zijn gericht op het voorkomen van eetstoornissen? Spelen seksespecifieke factoren ook een rol in de diagnostiek en de behandeling van eetstoornissen?
In dit hoofdstuk worden eerst de kenmerken van de belangrijkste eetstoornissen beschreven, namelijk anorexia nervosa, boulimia nervosa en een eetbuistoornis, gevolgd door de prevalentiecijfers. Vervolgens wordt ingegaan op de mogelijke verklaringen voor de sterke sekseverschillen op dit gebied.
Vanwege de ernstige lichamelijke, psychische en sociale gevolgen is preventie van eetstoornissen van groot belang, waarbij geprobeerd wordt de belangrijkste risicofactoren zodanig te reduceren dat het ontwikkelen van een eetstoornis voorkomen wordt. Helaas krijgen jaarlijks nog steeds veel meisjes, en in mindere mate jongens, een eetstoornis. Voor hen is vroegtijdige signalering van groot belang om de gevolgen zo beperkt moge- lijk te houden en de kans op herstel te vergroten.
Voor het vroegtijdig diagnosticeren van eetstoornissen zijn een aantal bruikbare vragenlijsten ontwikkeld. Vroegtijdige diagnostiek heeft echter alleen zin als deze gevolgd wordt door een vroegtijdige effectieve behandeling. Lange tijd was er geen overeenstem- ming over herstel, maar door onderzoek onder mensen die langdurig hersteld zijn van hun eetstoornis is steeds meer duidelijk geworden welke factoren van belang zijn om duurzaam te herstellen en terugval te voorkomen. Tot slot van dit hoofdstuk worden enkele aanbevelingen gedaan voor preventie, vroegtijdige signalering, effectieve behandeling en duurzaam herstel.