Daders van criminele activiteiten of mensen die dreigen af te glijden richting criminaliteit, worden vanuit de re-integratiepraktijk vaak gezien als een moeilijke doelgroep. Werkgevers kiezen liever voor andere kandidaten en ook re-integratie dienstverlening richt zich meestal op cliënten die zelf om ondersteuning vragen en daar actief aan meewerken. Voldoen aan de voorwaarden en het nemen van eigen verantwoordelijkheid gaan nogal eens mis bij deze doelgroep. Tegelijkertijd weten we dat het hebben van werk, huisvesting en een ID-bewijs belangrijke beschermende factoren zijn bij het voorkomen van recidive.
Ondanks toenemende inspanningen met betrekking tot de re-integratie van ex-gedetineerden dalen de recidive cijfers niet. Zowel de achtergrondkenmerken van volwassen daders als het recidivebeeld zijn in de periode 2008- 2020 nauwelijks veranderd (Verweij et al., 2021). Momenteel stromen jaarlijks ongeveer 27.000 mensen in en uit detentie. Bijna de helft komt binnen twee jaar weer in aanraking met justitie en bijna 27% komt binnen twee jaar weer in detentie terecht (Doekhie, Koenraadt & Den Besten, 2024). Door de nieuwe Wet straff en en beschermen zijn de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en gemeenten nu verplicht om samen de zorg en dienstverlening voor deze groep te organiseren.
Het vierjarige project Inclusie en Veiligheid van Avans Hogeschool is gericht op het voorkomen van (hernieuwd) daderschap via inclusie. We onderzoeken welke cruciale factoren van invloed zijn op het verbeteren van de dienstverlening aan deze risicogroepen1. We richten ons daarbij primair op het vergroten van de handelingshandigheid van coaches, klantmanagers, accountmanagers werkgeversbenadering van gemeenten en cliëntbegeleiders in penitentiaire inrichtingen. Het vergt nogal wat om deze onwillige en/of onmachtige doelgroep, met soms zeer complexe problemen, te laten voldoen aan de hoge eisen die maatschappij en overheid aan burgers stellen. Voor cliëntfeedback op de dienstverlening hielden we uitgebreide interviews met twaalf (ex-)gedetineerden, met sommigen zelfs meerdere keren. Natuurlijk zijn er objectieve factoren die de re-integratie van exgedetineerden bemoeilijken, zoals een zeer krappe woningmarkt en wachtlijsten voor hulp. Dat zijn echter factoren waar sociale professionals en ook sociaalwetenschappelijk onderzoekers weinig aan kunnen veranderen. Wat we wel kunnen doen, is het professionele handelen in de sector onder de loep nemen en ons afvragen: doen we nu het goede?
Log in als abonnee om verder te lezen of koop het artikel hierboven.
Over eenzaamheid, sociaal isolement en een weerbare samenleving. Mensen die vereenzaamd zijn of in een sociaal isolement leven, staan letterlijk en figuurlijk buiten de samenleving. Ze zijn afgevallen omdat ze niet mee kunnen doen, of afgehaakt omdat ze niet mee willen doen. In dit artikel laat ik zien dat eenzaamheid en sociaal isolement ook iets van de samenleving vraagt.
“Ik ben niet zo te spreken over de kant waar Nederland en de Nederlanders zijn heengegaan de afgelopen twintig jaar. Ik voel me daar niet zo in passen. Ik ben niet zo materialistisch, niet zo schreeuwerig en zo oppervlakkig als het gros van de mensen op mij overkomt. Ik voel me zelf als iemand die aan de rand van het zwembad staat toe te kijken, terwijl iedereen lustig rondspartelt. Ik volg het allemaal vanaf de kant.”
JV is een man van 52 jaar oud. Hij woont in een modern ingericht appartement in Utrecht. Na de middelbare school volgde hij een universitaire studie. Daarna ging hij aan het werk, maar na een paar tijdelijke baantjes heeft hij nooit meer gewerkt. Het contact met collega’s en de hoge verwachtingen die ze van hem hadden, vielen hem zwaar. Hij kreeg psychische problemen en werd uiteindelijk vrijgesteld van sollicitatieplicht. JV leeft al veel jaren in een sociaal isolement. De contacten met zijn familie zijn in de loop der tijd weggevallen en vrienden heeft hij nooit gehad. Hij is geen lid van clubs of verenigingen en neemt geen deel aan sociale activiteiten. Hoewel hij inmiddels gewend is aan het alleen zijn, vindt hij zijn geïsoleerde leven niet gemakkelijk. Hij heeft geen emotionele steun, er is niemand die hij kan bellen als hij het moeilijk heeft, en hij mist soms een praatpaal. “Je hebt van die echte kluizenaars die het wél goed kunnen”, zegt hij. “Maar ik vind het heel moeilijk.” Hij mist contacten en voelt zich eenzaam, maar ziet geen mogelijkheden om daar verandering in te brengen.
JV is slechts een voorbeeld van de mensen die ik in 25 jaar onderzoek naar eenzaamheid en sociaal isolement heb leren kennen. Mensen die letterlijk en fi guurlijk buiten de samenleving staan. Omdat ze het gevoel hebben niet te passen in de samenleving, de sociale druk van de samenleving te zwaar vinden, en zich verloren of verlaten voelen. Ze zijn afgevallen omdat ze niet mee kunnen doen aan het sociale en maatschappelijke leven, of afgehaakt omdat ze niet mee willen doen. In 2022 gaf 49% van de volwassen bevolking aan eenzaam te zijn, waarvan 14% sterk eenzaam. Eenzaamheid komt voor in alle lagen van de bevolking en in alle leeftijdsgroepen, maar de kans op eenzaamheid is groter bij 85-plussers, bij mensen die gescheiden of verweduwd zijn en bij mensen met een lagere sociaaleconomische status. Sinds de jaren negentig zien we ook een toename van eenzaamheid onder jongeren.
Een groeiende groep mensen heeft weinig vertrouwen in de overheid en de samenleving. Onder hen kunnen veelplegers en autonomen worden gezien als een harde kern, maar daarnaast is er een brede groep mensen die teleurgesteld zijn en eigen oplossingen zoeken.
Meer of minder succesvol en meer of minder binnen de grenzen van de rechtsstaat. Professionals die zich in preventieve zin met deze doelgroepen bezighouden, staan voor een moeilijke taak. Het doel is meestal wel helder: de situatie of verschillende leefgebieden op orde brengen, dan wel escalatie zien te voorkomen. Hoe meer beschermende factoren op orde zijn, hoe kleiner de kans op recidive of afglijden. Daarbij spelen echter allerlei complicerende factoren een rol. De voorwaarden voor succes zijn meestal niet optimaal: een gebrek aan vertrouwen is een lastige startsituatie voor samenwerking tussen professionals en burgers. Het startpunt is bovendien vaak geen hulpvraag, maar bezorgdheid vanuit de overheid. Een krappe woningmarkt en wachtlijsten voor hulp helpen ook niet mee.
Gedeelde regie is maatwerk. Zelfi e is begonnen met de intentie dat “de bijstandsgerechtigde vanuit intrinsieke motivatie zelf vormgeeft aan de weg naar werk en daarin op maat ondersteund en begeleid wordt door een professional. Zo ontstaat gedeelde
regie”. Dit bleek, zoals verwacht, veel vragen op te roepen, zowel bij de deelneemsters als bij de begeleiders.
De term ‘regie’ wordt in het sociaal domein nogal eens gebruikt. Regie is een vorm van sturen in de richting van een bepaald resultaat of doel. Bovendien gaat regie om meerdere betrokkenen die mogelijk verschillende (deel-)doelen hebben en een verschillende aanpak om die doelen te bereiken. In de praktijk is het weerbarstig: wie is verantwoordelijk voor wat? In een geïnstitutionaliseerd proces als arbeidstoeleiding is het al helemaal ingewikkeld, want ‘economische zelfstandigheid’ en ‘uit de bijstand gaan’ zijn al twee heel anders gekleurde doelen.
In dit artikel verwoorden we wat we tijdens het actieonderzoek hebben ontdekt. Wat betekent gedeelde regie in deze context? In welke context lukt het - en welke niet? Hoe geven de betrokkenen samen vorm aan de intentie achter dit begrip? En wat zijn de lessen die we vanuit dit project kunnen delen?
Hikikomori, wat is het eigenlijk? Het Hikikomori syndroom (HS) is een vrijwillig langdurig isolement met impact voor de persoon en de gemeenschap. Dit in Japan ontdekte verschijnsel Hikikomori, waarbij meestal een jongere (student) zich sociaal terugtrekt, doet in onze westerse wereld steeds vaker zijn intrede.
Onderstaande perspectieven, die ingaan op dit syndroom, gaan uit van respectievelijk wetenschappelijke (diagnostisch) kennis, en ervaringskennis op het gebied van Hikikomori. In dit artikel worden drie perspectieven op dit syndroom verder uitgewerkt. Deze perspectieven gaan uit van respectievelijk wetenschappelijke ( diagnostisch) kennis en ervaringskennis op het gebied van Hikikomori.
Lees dit artikel als abonnee door hier in te loggen.
Geen abonnee maar wel verder lezen? Het artikel is bovenaan deze pagina los te kopen of word abonnee.
De special van Sozio waar dit artikel in staat, gaat over Afgeschakeld. Een woord uit de natuurkunde. Wanneer de elektriciteit ingeschakeld wordt dan kan een elektrisch apparaat werken; wordt de elektriciteit afgeschakeld, dan werkt het apparaat niet meer. De elektriciteit aan of uit, is de start of het einde van de werking van een elektrisch apparaat dat uit zichzelf niets kan. Afgeschakeld is schakel voor schakel, stapje voor stapje minder. In fi guurlijke zin betekent het naast de maatschappij staan of niet meer in de maatschappij staan.
Bijna de helft van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder voelt zich eenzaam, waarvan bijna 15% sterk eenzaam. Eenzaamheid ontstaat door het wegvallen van belangrijke contacten of door het zich terugtrekken uit een sterk competitieve omgeving. Via een verhoogde ontstekingsactiviteit leidt dit tot gezondheidsproblemen. Bovendien raken eenzamen meer op zichzelf gericht, waardoor ze nog eenzamer worden.
Overheidsinstanties en hun (lokale) professionals komen in aanraking met mensen die zichzelf soeverein verklaren. Onderzoekers van Avans Hogeschool onderzochten in de periode maart tot en met juni 2024 de ervaringen en aanbevelingen van deze lokale professionals in die contacten. In dit artikel doen zij daarvan verslag. Een belangrijke les die volgt uit de verkenning is dat het cruciaal is om op individueel vlak weer goed professioneel contact te krijgen met mensen die zich soeverein verklaren.
Sinds de coronapandemie verklaart een groeiende groep Nederlanders zich soeverein (Van Buuren, 2023). Het aantal mensen in Nederland dat in meer of mindere mate het soevereine gedachtengoed aanhangt, wordt geschat op enkele tienduizenden en verwacht wordt dat dit aantal zal toenemen (NCTV et al., 2024). Mensen die zich soeverein verklaren (vanaf nu spreken we ook over ‘soevereinen’ als we deze groep bedoelen), trekken de legitimiteit van de Nederlandse overheid en instituties in twijfel en stellen zich wantrouwend op tegenover de media en wetenschap (AIVD, 2023). Zij beschouwen wetten in essentie als contracten die niet op hen van toepassing zijn omdat zij hier niet expliciet mee hebben ingestemd (AIVD, 2023). De wens van sommigen om onafhankelijker van de overheid te leven ontstaat vaak door persoonlijke grieven, negatieve ervaringen met overheidsinstanties en/of een algemeen wantrouwen ten aanzien van de overheid (NCTV et al., 2024).
[...]
Het aanhangen van het soeverein gedachtegoed hoeft niet per se problematisch te zijn, maar gedragingen voortkomend uit het gedachtegoed kunnen wel leiden tot problemen op diverse leefgebieden. Denk hierbij aan financiële problemen wegens het niet betalen van belastingen en boetes, kinderen onttrekken aan de leerplicht door hen van school te houden, geen aanspraak maken op gemeentelijke voorzieningen waardoor jeugdhulp voor kinderen niet ingezet kan worden of het intimideren of bedreigen van politie, hulpverleners en bestuurders. Daarnaast ontvangen overheidsinstanties, waaronder de Hoge Raad, de Belastingdienst, lokale belastingkantoren en de politie diverse (pseudo-juridische) brieven. Ook gemeenten ontvangen dergelijke brieven, waarin soevereinen bijvoorbeeld de ‘machtiging’ van de gemeente om hen te besturen eenzijdig opzeggen (ANNE, 2024). Tot slot zijn er soevereinen die hun stempas terugsturen of per brief of fysiek in het gemeentehuis verzoeken of eisen om uit de Basis Registratie Personen (BRP) uitgeschreven te worden. Gezien de diversiteit aan mogelijke problemen die zich op verschillende leefgebieden van soevereinen kunnen manifesteren, heeft een breed palet aan professionals en ambtenaren met hen te maken. In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn opgedane ervaringen van lokale ambtenaren en professionals over de omgang met soevereinen geïnventariseerd ten behoeve van bredere kennisdeling. De centrale vragen daarbij zijn: Op welke manier gaan lokale ambtenaren en professionals om met soevereinen? Welke ervaringen en wijsheden hebben zij daarin opgedaan? Welke knelpunten en dilemma’s zijn zij daarin tegengekomen? Welke behoeften aan ondersteuning hebben zij? Om een antwoord op deze vragen te formuleren is een korte literatuurstudie en mediascan uitgevoerd en zijn vervolgens vijftien (groeps)interviews met in totaal 26 respondenten gehouden. De respondenten zijn onder andere werkzaam bij gemeenten, zorg- en veiligheidshuizen, welzijnswerk, de reclassering, de politie en hebben in hun werk ervaring met soevereinen. Bij de selectie van respondenten is zoveel mogelijk rekening gehouden met landelijke spreiding, functiegroepen en diversiteit aan inhoudelijke expertise. In dit artikel bespreken we hun ervaringen.
Bestel het artikel hierboven om verder te lezen of word abonnee van Sozio en krijg onbeperkt toegang tot alle artikelen van Sozio en sociaaldigitaal.nl.
De laatste jaren zwelt de lofzang op onze vrijheid weer stevig aan. Met de toenemende onrust in de wereld en de sterk groeiende spanningen tussen de westerse wereld en met name Rusland, China en Iran, groeit de behoefte om onze manier van leven te onderscheiden van die van hen. Met als spil dat ons vrijheidsideaal niet alleen bescherming verdient – wat zeker het geval is – maar ook een voorbeeld en een lonkend perspectief is voor de rest van de wereld. Vrijheid is immers beter dan onvrijheid. En wij hebben het al wél voor elkaar. Zij niet.
Misschien dat dit ons zelfgenoegzaam en blind maakt voor het feit dat vrijheid, ook in Nederland, er niet voor iedereen is. Niet op dezelfde manier en zeker ook niet in gelijke mate. Er zijn wel degelijk grenzen aan onze vrijheid. En voor de een veel meer dan voor de ander. Voor de een wordt de vrijheid ‘ingeschakeld’ en zelfs verruimd, voor de ander wordt deze beperkt en ‘afgeschakeld’. Dat heeft grote gevolgen voor de persoonlijke speelruimte en de mogelijkheid om ‘te zijn wie we willen zijn’ en te participeren in de samenleving. Er zijn drie schakelaars: geld, werk en ‘het normaal’.
Fragment uit het boek Onzichtbare kinderen van Jan van der Ploeg.
Elf verschillende typen onzichtbare kinderen (van 6 tot 21 jaar) komen in dit boek voor het voetlicht te staan. Om verschillende redenen raken zij uit zicht, worden zij níet opgemerkt en blijven zij ongezien. Zoals stille kinderen, alleenstaande gevluchte kinderen, kinderen die opgroeien in een sekte en kinderen díe thuis psychisch worden mishandeld. Zij voelen zich vaak ín de steek gelaten door de samenleving, hun school, hun klasgenoten, hun ouders en hun hulpverleners. Veel van deze kinderen hebben hulp nodig. Dat ontbreekt en dat maakt hen kwetsbaar. Er worden daarbinnen drie categorieën onderscheiden: - kinderen die opgroeien in pijnlijke gezinssituaties waarover zij liever zwijgen of zich ervoor generen, zoals kinderen met een in detentie verblijvende ouder of een ouder met een psychiatrische stoornis - kinderen die over het hoofd worden gezien zoals stille, eenzame kinderen - kinderen die in een bedreigde situatie verblijven waarvoor de overheid en de jeugdzorginstellingen te weinig oog hebben, zoals alleenstaande minderjarige vluchtelingen en zwervende adolescenten Deze onzichtbare kinderen verdienen meer aandacht om te voorkomen dat zij buiten hun toedoen ongelukkig worden, geïsoleerd raken, niet meedoen in onze samenleving of erger nog: problemen gaan ontwikkelen en ontsporen.
Bekijk hier de losse artikelen.