Wat maakt dat het werkt? Wat maakt dat hulpverleners er in slagen om de motor van de positieve ontwikkeling weer op gang te helpen brengen in het leven van jeugdigen (0-23) die een beroep doen op on- dersteuning vanwege ontwikkelings- en opvoedingsbelemmeringen? Dat is een belangrijke vraag, want elk kind telt. Wat de opbrengst moet zijn van die ondersteuning en eventueel ingrijpen bij jeugdigen en gezinnen, dat is duidelijk: effectief helpen bij opgroeien en opvoeden door bestaande belemmeringen op te lossen of te verminderen, zodat jeugdigen zich onbedreigd en evenwichtig kunnen ontwikke- len, en optimaal mee kunnen doen in hun eigen leefomgeving, op school, op de arbeidsmarkt, en in de samenleving. Hermanns (2009) formuleert het heel bondig: het doel is herstel van het gewone leven. Duizenden beroepskrachten in de zorg voor jeugd werken daar dagelijks aan, velen met grote toewijding. Toch vallen de resultaten niet altijd mee. Mede daardoor staat de zorg voor jeugd al geruime tijd flink ter discussie. Dus wordt gezocht naar manieren waarop het be- ter, effectiever kan. Maar zoeken we wel in de goede hoek? Dat is de vraag. Ik heb daar zorg over, en ook over een aantal ontwikkelingen rond de zorg voor jeugd.
In deze rede betoog ik dat werkzame factoren in de zorg voor jeugd samen een grote en kleurrijke familie vormen, maar dat zorgonder- zoekers en zorgpraktijk maar met een paar leden van de factorenfa- milie vertrouwd zijn. Deze laatste worden belangrijk geacht; andere veel minder of helemaal niet. Ten onrechte. Ook dat is een reden tot zorg, maar vooral: een reden tot actie.
Dat roept de vraag op, op welke werkzame factoren we ons onder- zoeksvizier moeten richten. In het bijzonder welke rol het lectoraat daarin wil spelen. Voor ik op deze vraag inga, schets ik een paar belangrijke ontwikkelingen in de zorg voor jeugd, en in het denken over effectiviteit. Daarna stel ik een model voor van de hele werkza- me factorenfamilie. Over een paar familieleden ben ik kort omdat ze uitvoerig belicht worden in de andere bijdragen aan deze bundel. Tot slot geef ik aan welke familieleden/factoren het lectoraat de komende tijd met name beter wil leren kennen via praktijkonderzoek, en hoe daar al een begin mee is gemaakt.