JeugdzorgPlus bestaat sinds er in 2005 nieuwe behandelplaatsen in instellingen werden geopend voor jeugdigen die onder toezicht waren gesteld (kinderbeschermingsmaatregel) en voor wie de beschikbare zorg ontoereikend was. Er bleek voor een kleine groep jongeren met ernstige gedrags- en opvoedingsproblematiek een omgeving nodig waar beperkende maatregelen toegepast konden worden en buiten de justitiële jeugdinrichtingen (jeugdstrafrecht) en jeugd-ggz (wet bijzondere opneming psychiatrische zorg, BOPZ) bestond zo’n omgeving op dat moment niet.
In 2008 volgde een wijziging van de Wet op de jeugdzorg waarmee er een wettelijke basis was voor het bieden van een vorm van jeugdzorg waar beperkende maatregelen mogelijk waren. Omdat binnen JeugdzorgPlus de deur in beginsel op slot is, wordt deze vorm van hulp ook wel gesloten jeugdzorg genoemd.
Het werk in die JeugdzorgPlus-instellingen vraagt veel van een jeugdprofessional. Dit komt met name doordat er gewerkt wordt met jongeren die ernstige en complexe gedragsproblemen en een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis hebben, meestal als gevolg van verschillende opgedane traumatische ervaringen in hun leven. Ze komen vaak uit een instabiele gezinscontext waarin een groot deel van de ouders zelf eigen ernstige problemen heeft. Bijna de helft van de jongeren in de JeugdzorgPlus is licht verstandelijk beperkt. Jongeren laten zowel externaliserende als internaliserende problemen zien, een deel heeft verslavingsproblematiek en ze zijn gevoelig voor het maken van verkeerde keuzes. Het opvoeden en begeleiden van een gezonde ontwikkeling van deze jongeren en steeds opnieuw moeten reageren op het gedrag en de agressie van deze jongeren veroorzaakt hoge werkdruk en zorgt voor het idee dat ‘niets werkt’.
Er zijn, verdeeld over Nederland, negen organisaties die JeugdzorgPlus aanbieden op achttien locaties met meerdere leefgroepen. De gemiddelde verblijfsduur is 6,5 maand (de verblijfsduur varieert van minder dan drie maanden tot meer dan een jaar). Het aantal plaatsingen varieert per jaar en was over de laatste vijf jaar bezien het hoogst in 2017 met 1924 plaatsingen en 1537 unieke jongeren. In 2020 waren er 1366 plaatsingen en 1128 unieke jongeren. Over de laatste vijf jaar bezien verblijft ongeveer driekwart van de jongeren in de JeugdzorgPlus op basis van een kinderbeschermings- of Jeugdreclasseringsmaatregel. De rest verblijft er op vrijwillige basis, maar de gesloten plaatsing is wel getoetst en bekrachtigd door de kinderrechter (machtiging gesloten plaatsing).
De afgelopen jaren vonden er veranderingen in het zorglandschap plaats die ook effecten hadden op het werken in de JeugdzorgPlus. Hulpaanbieders konden moeilijker personeel vinden, er is sprake van een hoge uitstroom, verzuim en hoge werkdruk. De invoering van de Jeugdwet in 2015 zorgde ervoor dat de bevoegdheden van provincies naar gemeenten werden overgedragen en deze transitie ging ook nog eens gepaard met forse bezuinigingen. Onderdelen van het aanbod moesten worden afgebouwd en het aantal residentiële bedden nam af.
De inspecties maakten recent duidelijk dat de zorg aan de kwetsbare jongeren in Nederland (‘de intensive care afdeling van de samenleving’, waar de instellingen van de JeugdzorgPlus expliciet onderdeel van uitmaken) onvoldoende beschermd worden.
Om veilig opgroeien in residentiële zorg te garanderen, zeker bij jongeren die op last van de overheid uit huis zijn geplaatst en in een gesloten setting zijn opgenomen, is goed en toegewijd personeel nodig dat in staat is en in staat gesteld wordt om hun werk kwalitatief goed te doen. De jongeren in de JeugdzorgPlus hebben behoefte aan een veilige leefomgeving en een stabiel personeelsbestand. Onder welke omstandigheden en voorwaarden wordt dit werk op dit moment verricht?
Dit rapport, Werken aan de toekomst van JeugdzorgPlus, verkent de arbeidsomstandigheden van jeugdprofessionals in de JeugdzorgPlus, onder welke voorwaarden de werkomstandigheden kunnen worden versterkt en het werk in de sector aantrekkelijker gemaakt kan worden. Dit onderzoek wil bijdragen aan het werven en behouden van voldoende en gemotiveerde jeugdprofessionals in de JeugdzorgPlus. Daarbij richt het zich met name op de arbeidsvoorwaarden die het werken in de JeugdzorgPlus positief ondersteunen. De samenhangende studie wordt vanuit drie perspectieven uitgevoerd.
Werken aan de toekomst van JeugdzorgPlus is als volgt opgebouwd:
1. Het eerste deelonderzoek (Het bredere arbeidsmarktperspectief. Jonkman, H. en Loon-Dikkers A.L.C. van, 2021) is breed van opzet en beschrijvend en schetst aan welke veranderingen het beroep van jeugdprofessional in de sector van de JeugdzorgPlus onderhevig is. Dit eerste onderzoeksdeel beschrijft de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en waar instellingen van JeugdzorgPlus op dit moment in het zoeken van personeel tegenaan lopen. Factoren die werkstress en werkplezier veroorzaken krijgen in dit deel aandacht.
2. Het tweede deelonderzoek (Ongehoord. Een onderzoek naar de arbeidssituatie van groepsleiders in de JeugdzorgPlus, Hunkar, A.M.M, Zinsmeister, J.H.G. en Middelkoop, D. van, 2021) gaat dieper in op de inhoud van het werk, de arbeidsomstandigheden, -verhoudingen en -voorwaarden en is analytischer van aard. In dit deel wordt het perspectief gericht op het handelingsvermogen van de jeugdprofessional en de ondersteuningsstructuur die daarbij nodig is. Organisatorische randvoorwaarden die de kwaliteit van het werk verbeteren krijgen in dit deel aandacht.
3. Omdat inzicht in competenties aan de basis ligt van werving en selectie van de juiste medewerkers voor JeugdzorgPlus, komt in het derde deelonderzoek (Competenties voor het werken in de JeugdzorgPlus. Boendermaker, L., Verheem, E.A. en Otte, K., 2021) aan de orde welke kennis, vaardigheden en houding (competenties) vereist zijn om jongeren die geplaatst worden in de JeugdzorgPlus optimaal te ondersteunen. Ook wordt ingegaan op de vraag of en hoe deze competenties in de initiële hbo-opleiding aan bod komen. Werken aan de toekomst van JeugdzorgPlus is uitgevoerd door het VerweyJonker Instituut, het lectoraat Samenwerkende Professionals en het lectoraat Jeugdzorg (beiden van de Hogeschool van Amsterdam).