Voor u een boekje dat terugkijkt, – het is immers een pensioenboekje. De standplaats: heden maakt dit omzien mogelijk en nodig. En wie weet kunnen we er ook een tipje toekomst mee zien oplichten. In ieder geval bent u in goed gids-gezelschap, want uw gidsen zijn Rini Tak, Christien Brinkgreve en Maarten van Rossem. Rini Tak memoreert zijn lange mars door de onderwijsinistituten; die mars kunnen we hierbij met hem nalopen, en toont ons in een aantal beelden de film van zijn onderwijstijd. Christien Brinkgreve vraagt zich in een ‘sociologisch getinte gissing’ af wie die, voor haar onbekende onderwijsman Tak, is; een onbekende die toch bekend is door de tijd waarin hij startte en door ontwikkelingen die volgden. In wat trefwoorden: langharig; maatschappijkritisch; gewantrouwd gezag; verschoolsing & verrechtsing; en toch... als gepokt docent nu passend in een nieuw gezagsprofiel, gekenmerkt door persoonlijk en motiverend. Maarten van Rossem staat voor, voor de klas staan. Aan lesgeven is hij verslaafd, aan – wel te verstaan – hoorcolleges geven. Deze traditie is verdacht geraakt na invoering van de nieuwlichterij: ‘de werkgroep’; terwijl colleges, met plezier, inhoudelijk gezag, en theatraal gegegeven onderwijselijk onovertroffen zijn.
De ‘glazen bol’ van het gidsgezelschap, Bas Haring, blikt speels vooruit door te ‘zinspelen’ met de woorden pensioen, gezag, docent en toekomst; en door te zinspelen op zijn eigen onderwijsverleden en zijn eigen docentheden, en op... een toekomstige golfslag waarin studenten hem (als ‘wintergast’) overvleugelen.
Het is duidelijk dat aanleiding voor deze publicatie de pen- sionering is van collega socioloog Q. Tak. Hij doceerde jaren- lang sociologie aan studenten sociale beroepen. (Niet voor niets studeerde hij af in de sociologie van het sociaal cultureel welzijn.) ‘Doceerde jarenlang’... rekent u maar mee met het volgende citaat uit een handgeschreven bevestigingsbriefje.
Volgend op ons telefonisch onderhoud van woensdag 24 mei j.l. en de schriftelijke bevestiging daarvan uwerzijds, wil ik U bij deze schriftelijk bevestigen dat ik de benoeming tot stafdocent aanvaard.
Met vriendelijke groet, Q. Tak. [Roosendaal 28-5-1978]
Vierendertig jaren (!) dienst bij het sociaal-agogisch hbo, in totaal: achtendertig jaar onderwijs; en op de Dag van de Arbeid gepensioneerd! Na zo’n achtendertig jaren van nuttig wel- doen overgaan tot nietsdoen, dat is niet niks. Daarom wordt er bij het vooruitzicht van deze overgang al geruime tijd gesproken over het zalige zoete nietsdoen, en nog geruimer en klassieker, over het waardige nuttige nietsdoen.
De tamelijk kwellende vraag bij dit doen is hoe je er aanzien, gezag, autoriteit mee krijgt en houdt. De prangende pensi- onado-vraag kortom. Letterlijk genomen is nietsdoen onbestaanbaar. Onze aard zit in de beweging, zei Pascal al, volmaakte rust is de dood. Dan komt ons nietsdoen niet verder dan verveelde luiheid als een heel milde vorm van beweging. De schoonzoon van Marx, Lafargue, heeft eind 19de eeuw het recht op luiheid bedongen, als tegenhanger van het recht op arbeid. Hij zag, lijkt het nu, de grijze golf al aankomen, en gaf die op voor hand haar luie recht.
Met het pensioenfonds-opgeëiste recht van de nietsdoende klasse kan volgens de theoreticus van deze klasse, Veblen (in 1899), het demonstreren van status beginnen.
Demonstratie van enerzijds arbeidsonthouding, en ander- zijds van opzichtige, en rijkelijke consumptie van luxe goed voor verkrijgen en houden van maatschappelijk prestige en van ontzag. Altijd goed om anderen steeds weer hun plaats te wijzen voor ‘minderwaardige’ taken. Wijzen met lange nagels en wandelstok betekent: ik behoef niet te werken.
Werkloosheid, gepensioneerd zijn als handicap met prestige-effect, dat is kostbare bezigheid. Want naar de aard ervan is het ook altijd bezigheid met permissie. Immers, je kunt het je permitteren niet veel goeds te zien in het dienen der heren. Je kunt het je permitteren bezig te zijn met de voortdurende gedaantewisselingen van het eigen verleden.
Je kunt – met permissie – lui zijn in alle dingen. Behalve in het liefhebben en drinken, behalve in het luieren, (zeggen we Lessing na).
Deze arbeidsloze bezigheden verdienen een ontzagwekken- de ‘masterstatus’, vindt u niet…