Samenvatting
Nadat de recidiveprevalentie onder jeugdige daders en ex-JJI-pupillen (tezamen aangeduid als jeugdige justitiabelen) in Nederland gedurende een aantal jaren was gedaald bleek er vanaf cohort 2011 tot en met cohort 2015 een stijging zichtbaar. Jeugdige daders veroordeeld in 2015 en pupillen die in 2015 uitstroomden uit een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) kwamen in de twee jaar daarna vaker opnieuw in aanraking dan jeugdige justitiabelen uit eerdere cohorten. Vervolgonderzoek heeft aangetoond dat deze stijging van de recidive zich in de jaren daarna niet heeft doorgezet. Dit heeft wel de vraag opgeroepen hoe de geconstateerde fluctuaties in recidive verklaard kunnen worden. Daarnaast blijkt uit nationaal en internationaal onderzoek dat de jeugdcriminaliteit daalt, maar vooral onder specifieke groepen jeugdigen. De vraag die dat oproept is in hoeverre ook de ontwikkeling van recidive onder Nederlandse jeugdigen ongelijk verdeeld is.
Het doel van de onderhavige studie was om verklaringen te bieden voor de ontwikkelingen in de recidive van jeugdige justitiabelen in Nederland, alsmede om mogelijke verschillen in recidivetrends tussen groepen jeugdigen in kaart te brengen. Recidiveren (bepaalde groepen) jeugdige justitiabelen werkelijk meer dan voorheen? Of is de recidive gestegen omdat het aandeel jeugdige justitiabelen met een hoog recidiverisico toeneemt? En welke maatschappelijke trends zijn de meest waarschijnlijke veroorzakers van deze ontwikkelingen in recidive? Om hier meer inzicht in te geven, beschrijven en verklaren we in dit onderzoek trends in de recidive van jeugdige justitiabelen en verbinden we deze empirische uitkomsten met theorie en eerder onderzoek .
Als eerste beschrijven we de ontwikkelingen in recidiveprevalentie (óf jeugdigen recidiveren) en recidivefrequentie (hoe vaak jeugdigen recidiveren), uitgesplitst naar verschillende strafrechtelijke, sociaaleconomische, demografische en buurtkenmerken. Op deze manier kunnen we een beeld schetsen van de recidiveontwikkelingen en of er sprake is van groeiende ongelijkheid in recidive. De eerste onderzoeksvragen luiden als volgt:
1 Hoe heeft de tweejarige recidiveprevalentie en -frequentie zich ontwikkeld tussen de cohorten 2008 en 2017 voor de complete groep jeugdige daders en voor verschillende groepen jeugdige daders uitgesplitst naar strafrechtelijke, demografische, sociaaleconomische en buurtkenmerken?
2 Hoe heeft de tweejarige recidiveprevalentie en -frequentie zich ontwikkeld tussen de cohorten 2008 en 2017 voor de complete groep ex-JJI-pupillen en voor verschillende groepen ex-JJI-pupillen uitgesplitst naar strafrechtelijke, demografische, sociaaleconomische en buurtkenmerken?
Daarnaast beschrijven we hoe de samenstelling van de groepen jeugdige justitiabelen is veranderd in de periode van 2008 tot 2017 en in hoeverre deze verandering in groepssamenstelling de recidiveontwikkelingen kan verklaren. Hierbij kijken we opnieuw naar strafrechtelijke, sociaaleconomische, demografische en buurtkenmerken. Neemt het aandeel jeugdige justitiabelen met de aanwezigheid van risicofactoren voor recidive (zoals schooluitval of eerdere delicten) toe, dan kan dit een stijging van de recidive verklaren. Door de invloed van deze factoren vervolgens gezamenlijk te toetsen, gaan we na of veranderingen in de groepssamenstelling de trends in recidive kunnen verklaren. Daarnaast gaan we na wat de factoren zijn die, wanneer rekening is gehouden met alle andere achtergrondkenmerken, het risico (hazard) op recidive voor jeugdige justitiabelen vergroten. Ook gaan we na welke kenmerken door de jaren heen sterkere risicofactoren voor recidive zijn geworden. De derde set onderzoeksvragen luidt als volgt:
3a Hoe is de samenstelling van de groep jeugdige daders en ex-JJI-pupillen tussen de cohorten 2008 en 2017 veranderd wat betreft strafrechtelijke, demografische, sociaaleconomische en buurtkenmerken, en in hoeverre kan dit de ontwikkelingen in het recidiverisico verklaren?
3b Welke strafrechtelijke, demografische, sociaaleconomische en buurtkenmerken hangen samen met een hoger recidiverisico onder jeugdige daders en ex-JJIpupillen, en in hoeverre is de invloed van deze kenmerken veranderd in de periode van 2008 tot 2017?