In deze publicatie kijken we terug op de decentralisaties van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), de Jeugdwet en de Participatiewet, die per 1 januari 2015 hun beslag hebben gekregen (3D’s). De decentralisaties gingen gepaard met vele verwachtingen en doelen. Zo zouden gemeenten maatwerk kunnen bieden en integraal kunnen werken, leidend tot effciëntere en effectievere dienstverlening. Uiteindelijk zou dit moeten resulteren in meer participatie van burgers, een zorgzame samenleving en een helder en houdbaar stelstel.
Nu de decentralisaties in het sociaal domein vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden, dringt de kernvraag zich op of zij Nederland hebben gebracht wat ervan gehoopt werd en of er mogelijkheden zijn tot verbetering. In dit rapport laten we zien in hoeverre een decentrale aanpak in het sociaal domein (tot nu toe) in de praktijk werkbaar is gebleken en welke knelpunten zich voordoen. We doen dit aan de hand van de landelijke wetsevaluaties van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet en monitors van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), aangevuld met recente literatuur. Door de wetsevaluaties in samenhang te analyseren, trekken we rode draden in de vorm van overkoepelende conclusies, die verder gaan dan elk van de wetten afzonderlijk.
De rode draden laten zien dat de decentralisaties in het sociaal domein nog niet alles hebben gebracht wat ervan werd gehoopt. In de uitvoeringspraktijk is veel gebeurd, zowel bij gemeenten als bij (zorg)aanbieders, werkgevers en andere betrokken partijen. In de praktijk is het echter niet eenvoudig gebleken om verwachtingen als integraal werken, samenwerken en maatwerk bieden in alle gevallen waar te maken. Veel mensen voelen zich geholpen, maar de toename van participatie door die hulp is beperkt en sommige mensen met een ondersteuningsbehoefte worden niet bereikt. De samenleving lijkt nog niet veel zorgzamer geworden en het stelsel is nog steeds complex. Kortom: het sociaal domein stagneert en de vraag is hoe het weer vlot getrokken kan worden. Hoewel de uitvoeringsverantwoordelijkheid bij de gemeenten ligt, heeft het rijk hier vanuit haar systeemverantwoordelijkheid ook een rol te spelen. Wij zien voor het rijk twee opgaven die allebei van belang zijn: herbezinnen en bijsturen. Herbezinnen betekent opnieuw nadenken over realistische doelen voor burgers, samenleving en stelsel. Bijsturen kan plaatsvinden door binnen de bestaande kaders problemen aan te pakken, waardoor de ondersteuningsbehoefte van de burger beter wordt bediend. Een derde optie, namelijk een (volledige) stelselwijziging doorvoeren, lijkt op dit moment niet opportuun, omdat verbeteringen binnen het huidige systeem nog mogelijk lijken en ingrijpende systeemwijzigingen weer veel tijd en energie van de uitvoering zullen vragen.
Niets doen is in onze ogen géén optie. Hoewel een grote transformatie als die in het sociaal domein een zaak van lange adem is, vragen knelpunten die na vijf jaar nog bestaan wel degelijk om actie, in het belang van de kwetsbare burgers om wie het gaat.