Een onderzoek naar de aanpak van 12- en 13-jarige misdrijfverdachten binnen en buiten het strafrecht
Onderzoeksbevindingen op hoofdlijnen
De afdoeningsketen voor 12- en 13-jarige misdrijfverdachten is tamelijk ‘klassiek’: er wordt relatief veel doorverwezen naar Halt en geseponeerd. Nieuwe aanpakken, zoals mediation in strafzaken of herstelbemiddeling komen nog weinig voor. Daarnaast blijkt slechts een enkele aanpak op basis van literatuuronderzoek bewezen effectief en een paar aanpakken veelbelovend. Dit terwijl respondenten van mening zijn dat meer aanpakken veelbelovend dan wel effectief zijn. Op dit terrein is dus nog veel vooruitgang te boeken, ook wat betreft de kennis over betrekkelijk nieuwe, niet-strafrechtelijke aanpakken.
‘Ouderbetrokkenheid’ is een factor die vanuit zowel de literatuur als vanuit de respondenten wordt aangehaald als een werkzaam bestanddeel. Alleen blijft enigszins onduidelijk hoe deze betrokkenheid binnen de verschillende aanpakken vorm moet krijgen.
Gedetailleerde onderzoeksbevindingen
Aanpakken en effectiviteit in de literatuur
Er bestaat voor 12- en 13-jarige misdrijfverdachten een breed palet aan aanpakken. Er is vanuit de literatuur echter weinig zicht op de effectiviteit van deze aanpakken, mede doordat er weinig effectstudies in Nederland zijn uitgevoerd. Hierdoor bestaat er onduidelijkheid over het recidivereducerend effect bij de meerderheid van de aanpakken en raakt het strafdoel ‘het verminderen/voorkomen van herhaling’ in het gedrang. Op basis van de literatuurstudie is zijn verschillende vormen van gezinsinterventies als effectief te beschouwen en zijn drie aanpakken veelbelovend: de reprimande, mediation/herstelbemiddeling en de werkstraf. De werkzame bestanddelen die in de literatuur naar voren komen zijn voornamelijk gericht op de participatie van ouders in een aanpak.
Hoe vaak zijn de aanpakken ingezet
In 2017 en 2018 zijn de zaken van 12- en 13-jarige misdrijfverdachten door zowel de politie als het OM vooral ingezonden naar Halt (41 procent). Daarnaast wordt een op de zes zaken (17 procent) geseponeerd en wordt in een op de tien gevallen (10 procent) een reprimande gegeven. Dit ondersteunt de aanname van de minister voor Rechtsbescherming dat het merendeel, dus in ieder geval ruim tweederde van de zaken, buiten het strafrecht worden afgedaan. Via het strafrecht wordt ruim 11 procent via een OM-zitting of via een dagvaarding (eveneens ruim 11 procent) afgedaan. Er zijn geen grote verschillen in de aanpak wanneer specifiek wordt gekeken naar zaken waarin een zorgmelding wordt gedaan. Ook in die zaken wordt dus vaak naar Halt verwezen of via het OM nog vaak voor een strafrechtelijke aanpak gekozen. Als een zorgmelding wordt gedaan, dan handelt de politie een zaak vaker zelf af, maar nog steeds valt de keuze in de meeste gevallen op doorverwijzen naar het OM of naar Halt. In de zaken met een zorgmelding blijft het OM zelf veelvuldig doorverwijzen naar Halt, maar de OM-zittingen nemen vervolgens wel een prominentere plek in, ten koste van de seponeringen. Wanneer nader ingezoomd wordt op de aard van de misdrijven, dan worden vermogensmisdrijven en vernielingen veelal ingezonden naar Halt. Geweldsmisdrijven en de minder voorkomende misdrijven (bijvoorbeeld seksuele misdrijven en drugsmisdrijven) worden veelal doorgestuurd naar het OM. Jongeren die meer dan één feit hebben gepleegd worden eveneens vaker doorgestuurd naar het OM. Hierbij kiest het OM voor recidivisten vaker voor een zitting, maar toch ook nog relatief vaak voor een doorverwijzing naar Halt. Uit de survey, waarin vragen zijn gesteld over de aanpak van de doelgroep in 2019, blijkt dat politierespondenten minder doorsturen naar het OM dan in 2017/2018 en meer reprimandes geven. In de aanpakken van het OM komen in vergelijking met de analyse op de jaren 2017/2018 geen grote verschillen naar voren. Een regelmatig terugkerende opmerking van respondenten is dat er maatwerk geboden moet kunnen worden voor deze doelgroep. Daarbij is het van belang dat de rol van de ouders, een eventueel problematische gezinssituatie en andere al ingezette trajecten worden meegenomen in de aanpak. Uit een aantal casussen die aan de professionals zijn voorgelegd blijkt dat een zwaardere casus bij de respondenten de wens tot meer maatwerk sterker maakt. \
Inschatting van de effectiviteit door professionals
Aan professionals is een oordeel gevraagd over de vermeende effectiviteit van aanpakken tegen 12- en 13-jarige misdrijfverdachten in het licht van recidive. Het betreft dus een professioneel oordeel over effectiviteit, geen (quasi-)experimenteel onderzoek naar effectiviteit van aanpakken. Een niet-strafrechtelijke aanpak wordt volgens 91 procent van de respondenten van zowel politie, OM en overige instanties als effectief beoordeeld, terwijl 81 procent een strafrechtelijke aanpak als effectief typeert. Een Halt-interventie wordt door de professionals gezien als de meest effectieve aanpak, hoewel niet uit uitgevoerd onderzoek blijkt dat deze aanpak inderdaad effectief is. Naast een Halt-verwijzing vinden politiemedewerkers een zorgmelding aan Veilig Thuis, los van een eventueel daaraan gekoppelde aanpak, effectief. Een dagvaarding of een OM-zitting die leiden tot begeleiding door de jeugdreclassering worden, na de Halt-interventie, door het OM en de overige instanties als de meest effectieve OM-aanpakken beschouwd, hoewel in de literatuur geen basis voor effectiviteit van deze aanpakken gevonden is. De boete (politiestrafbeschikking) wordt door alle professionals als niet-effectief bestempeld. Uit de groepsbijeenkomsten komt een overeenkomstig beeld: er is een voorkeur voor niet-strafrechtelijke en civielrechtelijke aanpakken bij 12- en 13-jarige misdrijfverdachten. Daarnaast geven meerdere professionals vanuit het zorgdomein aan dat hulpverlening soms te lang in het vrijwillige kader blijft steken; in die gevallen geven zij de voorkeur aan de jeugdreclasseringsmaatregel. De werkzame bestanddelen van aanpakken die in de literatuur worden benoemd, worden grosso modo door de professionals herhaald. Vooral voor de reprimande, de Halt-interventie en herstelbemiddeling/mediation worden veel werkzame bestanddelen genoemd die deels overlap hebben: confronteren met de gevolgen van het gedrag door de jongere en het erbij betrekken van ouders. Door respondenten worden ook werkzame bestanddelen genoemd die niet in de literatuur zijn terug te vinden. Centraal staan daarin bestanddelen die gericht zijn op ouders/het gezinssysteem, op de sociale omgeving en op het voorkomen van vertraging in ondersteuning (bijvoorbeeld hulpverlening en jeugdreclassering).