Meer overleven dan innoveren - Indexering WMO-contracten door gemeenten

Meer overleven dan innoveren - Indexering WMO-contracten door gemeenten

Gratis

Omschrijving

De achterban van Sociaal Werk Nederland (SWN) bestaat voor een belangrijk deel uit organisaties in het Sociaal Werk, waarvan de activiteiten geheel of gedeeltelijk direct bekostigd worden uit hoofde van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Deze activiteiten – die we hierna ‘Wmo-dienstverlening’ noemen – hebben betrekking op collectieve activiteiten en voorzieningen waarmee de zelfredzaamheid en participatie in de samenleving van inwoners van een gemeente worden bevorderd. In tegenstelling tot Wmo-voorzieningen voor individuen, zoals die door gemeenten worden verstrekt, zijn de Wmo-diensten indicatieloos en dus op de brede bevolking van een gemeente gericht.

Voor het uitvoeren van Wmo-dienstverlening sluiten Sociaal Werk-organisaties (SW-organisaties) contracten met gemeenten af. Daarbij kunnen gemeenten kiezen voor aanbesteden of subsidiëren. Een kenmerk van contracten via subsidiëring is dat hierover jaarlijks onderhandelingen worden gevoerd. Daarentegen lopen overeenkomsten via aanbesteding veelal langer dan een jaar. De contractperioden kunnen daarbij sterk uiteenlopen.
Om een gezonde bedrijfsvoering te hebben en (de kwaliteit van) de Wmo-dienstverlening te borgen, is het voor SW-organisaties belangrijk dat zij gecompenseerd worden voor (tussentijdse) loon- en prijsstijgingen. Daarvoor zijn zij enerzijds afhankelijk van afspraken of richtlijnen die hiervoor op nationaal niveau gemaakt respectievelijk vastgesteld worden. Zo is er destijds een bestuursakkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gesloten waarbij gemeenten dringend verzocht is om voor 2022 de looncomponent van diensten, die SW-organisaties vanuit de Wmo en Jeugdwet verlenen, structureel met 1,13% te verhogen. Hiervoor hebben gemeenten extra middelen vanuit het Rijk ter beschikking gekregen. Verder adviseert de VNG sinds enkele jaren haar achterban om voor de indexering van loonkosten en materiële kosten de index toe te passen, die de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) jaarlijks vaststelt voor de tarieven voor de Wmo en Jeugdwet.1 Een belangrijk fundament voor dit advies is dat gemeenten, via het accres, gecompenseerd worden voor loon- en prijsstijgingen zoals die door de NZa berekend worden.

Voor de compensatie van loon- en prijsstijgingen is anderzijds natuurlijk ook bepalend in hoeverre gemeenten invulling geven aan bovengenoemde afspraken of richtlijnen. Bij SWN komen regelmatig signalen vanuit de achterban binnen dat de beoogde indexering niet in alle gevallen (volledig) wordt toegepast. Daardoor dreigt bij (een deel van de) SW-organisaties het gevaar van scheefgroei tussen de ontwikkeling van de uitgaven en de inkomsten. Dit vormde voor SWN aanleiding om een onderzoek onder haar achterban uit te laten voeren naar de indexering van Wmo-contracten door gemeenten. Dit onderzoek is in de periode november 2023 - januari 2024 uitgevoerd door Bureau Bartels. In deze rapportage worden de bevindingen gepresenteerd.