Inzicht in de onderwijs- en arbeidsmarktdeelname van mensen met een licht verstandelijke beperking
Mensen met een LVB willen meedoen, maar dat gaat vaak niet vanzelf Mensen met een LVB willen net als mensen die deze beperking niet hebben een partner, een sociaal netwerk, een baan, een huis en voldoende nanciële middelen om leuke dingen te kunnen ondernemen (Bakker et al. 2014). Door hun beperking hebben ze moeite om de gewenste sociale contacten te krijgen en onderhouden, hun schoolloopbaan te doorlopen of een (goed)betaalde baan te krijgen. Hoe komt het dat meedoen niet vanzelf gaat? Of met andere woorden, wat betekent het hebben van een licht verstandelijke beperking? Mensen met een verstandelijke beperking hebben verminderde cognitieve vermogens en verminderde aanpassingsvaardigheden (zie o.a. American Psychiatric Association 2013; Harris en Greenspan 2016). Door die verminderde cognitieve vermogens zijn zij onder meer niet (goed) in staat logisch te denken, te plannen of problemen op te lossen. Aan de hand van een IQ-test is te achterhalen of er sprake is van verminderde cognitieve vermogens. De betrouwbaarheid van IQ-tests is beperkt omdat de behaalde score kan variëren in de tijd en afhankelijk is van de situatie waarin iemand zich bevindt (Woiiez et al. 2012). Ook kan er sprake zijn van een zogeheten disharmonisch proel. Dit houdt in dat op een deel van de IQ-test slecht gescoord wordt, maar op een ander deel juist goed. Dit maakt het onmogelijk om tot een eenduidige IQscore te komen. Mensen met een IQ-testscore tussen 50 en 70 hebben een licht verstandelijke beperking (LVB). Bij deze IQ-testscores wordt ervan uitgegaan dat er ook problemen zijn in de aanpassingsvaardigheden. Mensen met een IQ-testscore tussen 70 en 85 hebben weliswaar verminderde cognitieve vermogens, maar hoeven geen problemen in de aanpassingsvaardigheden te hebben. Als dat wel zo is dan worden zij in ons land, in tegenstelling tot de meeste andere landen, ook tot de groep met een licht verstandelijke beperking gerekend (Woiiez et al. 2018). Aan mensen met een LVB is uiterlijk niet altijd te zien dat zij een beperking hebben. Zij weten zelf ook vaak niet dat zij die beperking hebben. Dat zorgt ervoor dat er soms meer van hen wordt gevraagd dan ze (aan)kunnen. Dat kan hen belemmeren in hun dagelijkse leven.
Meekomen in het onderwijs zonder extra ondersteuning is moeilijk
Jongeren met een LVB hebben meer moeite om mee te komen in het onderwijs dan jongeren zonder deze beperking. Ongeveer 91.000 van de 163.000 jongeren tussen de 12 en 18 jaar met een LVB (56%) heeft moeite om zonder ondersteuning mee te komen in het onderwijs. Daarmee bedoelen we dat ze deelnemen aan onderwijsvormen waar ze extra ondersteuning krijgen: het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs, het vmbo met leerwegondersteuning of het entreeonderwijs. Het aandeel van de jongeren met een LVB dat niet zonder extra ondersteuning mee kan komen in het onderwijs (56%) is vele malen hoger dan het aandeel jongeren zonder LVB dat moeite heeft om zonder extra ondersteuning mee te komen in het onderwijs (5%). S.4 Meedoen op de arbeidsmarkt lukt nog niet goed Een schatting van het aantal mensen met een LVB dat moeite heeft om mee te doen op de arbeidsmarkt, zoals we dat voor de jongeren met een LVB in het onderwijs hebben gedaan, kunnen we niet maken. We beschikken daarvoor niet over voldoende informatie (Financiën 2019a). Aan de hand van een literatuurstudie kunnen we wel een indruk geven hoe het mensen met een LVB op de arbeidsmarkt vergaat. Het aandeel mensen met een LVB dat een betaalde baan hee, ligt duidelijk lager dan bij degenen zonder deze beperking. De paar studies naar de arbeidsparticipatie van jongeren met een LVB of mensen met een verstandelijke beperking wijzen daarop. Tussen ongeveer 40 en 55% van hen is actief op de arbeidsmarkt (zie o.a. CBS 2019; Holwerda et al. 2013; UWV 2020; Verschuren et al. 2016). Dat kan gaan om een reguliere baan, maar ook om werkzaamheden op een sociale werkplaats. Ter vergelijking: van de mensen die geen gezondheidsbeperkingen hebben, werkte in 2012 bijna 70%.