Filomena, het Centrum huiselijk geweld en kindermishandeling in Rotterdam, biedt een laagdrempelig inloopspreekuur voor slachtoff ers van ernstig en complex huiselijk geweld en onderscheidt zich daarmee van alle andere voorzieningen die hulp en ondersteuning bieden aan deze doelgroep. Het centrum is daarnaast, als een specialistische afdeling van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond, actief bij gevallen van ernstige vormen van huiselijk geweld, seksueel geweld en kindermishandeling in de regio. Ze bieden hierbij intensieve en langdurige begeleiding en casemanagement en geven advies. Bovendien is Filomena een Kennis en expertisecentrum waarbinnen partnerorganisaties samenwerken, verschillende expertise inzetten in casuïstiek, en expertise delen en genereren. Het centrum Filomena is vernoemd naar Sint- Filomena, de beschermheilige van kinderen, toekomstige moeders, gefolterden en gevangenen.
Het Verwey-Jonker Instituut voerde een evaluatieonderzoek uit naar de werkwijze van Filomena. In deze inleiding staan we in paragraaf 1.1 allereerst stil bij de achtergrond van Filomena, welke interventies ingezet kunnen worden (ook wel werkwijzen genoemd), en hoe Filomena is georganiseerd en samenwerkt met netwerkpartners. We sluiten deze paragraaf af met een beschrijving van de nieuwste ontwikkelingen bij Filomena. In paragraaf 1.2 geven we een korte beschrijving van de onderzoeksopzet. Daarna beschrijven we de verdere opbouw van dit rapport (paragraaf 1.3), waarin de werkwijze van Filomena in de praktijk centraal staat, vanuit de ervaring van professionals, cliënten en netwerkpartners.
Ontstaan Filomena
Rotterdam kent al decennialang een aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling waarbij een integrale aanpak en het bieden van systeemgerichte hulp centraal staat (Actieprogramma Huiselijk Geweld 2008-2011). In de periode 2008-2015 vormden 14 Lokale Teams Huiselijk Geweld (LTHG) op deelgemeenteniveau de infrastructuur voor deze aanpak. Verschillende organisaties werkten samen, waaronder de politie, en er was sprake van een laagdrempelig hulpaanbod. Met de oprichting in 2015 van Veilig Thuis door een fusie van het AMK (Advies en Meldpunt Kindermishandeling) met het ASHG (Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld) verdwenen de LTHG’s; de specifi eke kennis over huiselijk geweld en kindermishandeling werd geconcentreerd in Veilig Thuis en een deel van de mensen uit de LTHG’s kwam terecht in de 42 wijkteams. Deze wijkteams werken generalistisch voor iedereen van 0 tot 100; zij bieden kortdurende hulp, en verwijzen door naar specialistische zorg.
Bewoners kunnen niet zelf bij deze wijkteams aankloppen. Dit gaat via de Vraagwijzer, Veilig Thuis, Centrum voor Jeugd en Gezin en de huisarts. Deze veranderingen in het sociaal domein, die samengingen met de verandering bij de politie naar een landelijke politie met een generalistische aanpak, hadden onder meer tot gevolg dat kennis omtrent huiselijk geweld versnipperd raakte of verdween. Bovendien verslechterde de bereikbaarheid van de wijkteams voor deze doelgroep (in vergelijking met de LTHG’s) en de slagkracht in de aanpak van huiselijk geweld verminderde. Door de verkokerde loketten en het ontbreken van samenwerking tussen de verschillende organisaties duurde het traject om uiteindelijk de juiste hulp te krijgen erg lang of kwam niet van de grond. Bovendien had de fusie van AMK en ASHG weliswaar een positief eff ect op een meer geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, maar de aandacht voor geweld tegen vrouwen in relaties verminderde. Dit veranderde toen in 2018 binnen één jaar drie (jonge) vrouwen na een periode van stalking door geweld om het leven werden gebracht. Er kwam meer aandacht voor stalking, en meer besef dat de bovenstaande infrastructuur ondermijnend was voor een laagdrempelige hulp aan slachtoff ers van ernstig en controlerend geweld (Lünnemann et al., 2020). Een verandertraject kwam op gang waarin zowel op bestuursniveau als beleids- en uitvoerend niveau de samenwerking tussen netwerkpartners wordt versterkt en de schotten om hulp te ontvangen worden verminderd (Lünnemann & Voorwinden, 2021).