Huiselijk geweld en kindermishandeling staan al vele jaren op de politieke agenda. Zowel hulpverleners als beleidsmakers zijn zich bewust van de ernst en de omvang van het probleem en hebben de laatste jaren veel gedaan om gezinnen te steunen. Zij hebben interventies ingezet om het geweld te stoppen en de gezinnen ‘weer op de rit’ te krijgen.
Desondanks is geweld in huiselijke kring nog steeds een taboe onderwerp, slachtoffers wachten vaak te lang voordat zij hulp vragen bij Veilig Thuis of een andere instantie. Naast schaamte bij de betrokkenen is er ook sprake van ongeloof bij de omstanders. De andere kant op kijken of – tegen beter weten in – hopen dat het vanzelf over gaat, zijn reacties die helaas nog veel voorkomen. En kinderen zijn weerloos, zij houden onvoorwaardelijk van hun vader en moeder en soms weten zij niet beter en is geweld ‘normaal’ geworden.
Het onderzoek waar in dit rapport verslag van wordt gedaan, is uniek in zijn soort. Het is een longitudinaal onderzoek en de centrale vraag is wat er nodig is om het geweld te doen stoppen en wat daar de gunstige omstandigheden voor zijn. Kortom het onderzoek wil inzicht geven of en zo ja wat er verandert in de kleine twee jaar na aanmelding bij Veilig Thuis. Daarmee kan een handelingsperspectief worden geboden aan de betrokkenen , de hulpverleners, de verschillende instanties en de beleidsmakers op lokaal- en landelijk niveau.
In deze samenvatting worden de conclusies ten aanzien van de verschillende onderzoeksvragen samengevat. Uit de literatuur weten we dat partnergeweld en kindermishandeling grote gevolgen hebben voor de slachtoffers (Chan & Yeung, 2009; Evans, Davies & DiLillo, 2008; Infurna e.a., 2016 & Lindert, 2014; Tierolf, e.a., 2014). De gezinnen in dit onderzoek zijn allen gemeld bij Veilig Thuis en daardoor in het vizier van de hulpverleners. De veronderstelling is dat deze gezinnen, omdat zij gemeld zijn bij Veilig Thuis, een vorm van hulp en ondersteuning krijgen en daardoor de veiligheid beter is gewaarborgd en het welzijn van de ouders en kinderen zal toenemen. De eerste onderzoeksvraag is, in hoeverre is kindermishandeling en partnergeweld daadwerkelijk gestopt of is nog steeds sprake van geweld in het gezin? Een tweede onderzoeksvraag is, in hoeverre is er sprake van het verbeteren van het welzijn van de ouders en kinderen en is er een relatie met het stoppen of afname van de kindermishandeling en partnergeweld? Derde onderzoeksvraag is of de geboden informeleen formele hulpverlening invloed heeft gehad op het stoppen of verminderen van het geweld en daarmee op het verbeteren van het welzijn van ouders en kinderen? Tenslotte is onderzocht wat de rol van risicofactoren is in het voortbestaan van het partnergeweld en kindermishandeling. We beginnen dit hoofdstuk met het beschrijven van de onderzoeksgroep. Hoeveel gezinnen (ouders en kinderen) hebben aan het onderzoek deelgenomen en hoe representatief is de onderzoeksgroep? Vervolgens beantwoorden we de onderzoeksvragen. We sluiten het hoofdstuk af met de implicaties van de onderzoeksresultaten voor de praktijk en enkele aanbevelingen