De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de forensische zorg. Forensische zorg is geestelijke gezondheidszorg die verleend wordt in een strafrechtelijk kader, met inbegrip van verslavingszorg en zorg aan verstandelijk gehandicapten.
De zorg is erop gericht dat de patiënt herstelt en in de toekomst niet opnieuw een strafbaar feit pleegt (‘recidiveert’). Jaarlijks worden ongeveer 20.000 mensen in de forensische zorg behandeld. In 2020 gaf het Rijk hieraan € 971 miljoen uit.
De minister van Justitie en Veiligheid (JenV) is formeel verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet forensische zorg (Wfz). Maar in de praktijk is het de minister voor Rechtsbescherming die de forensische zorg in zijn portefeuille heeft.
Volgens de Wfz is het van belang voor het bereiken van het hoofddoel van de foren- sische zorg, recidivevermindering, dat de zorg tijdig wordt verleend en dat zij passend en kwalitatief hoogwaardig is. Wij verwachten van de minister voor Rechtsbescherming dan ook (a) dat hij vaststelt of er in de praktijk sprake is van tijdige, passende en kwalitatief goede forensische zorg, en (b) dat hij vaststelt of deze zorg daadwer- kelijk bijdraagt aan vermindering van recidive en daarmee aan bescherming van de samenleving.
De minister is wettelijk verplicht om ten minste eens in de vijf jaar vast te stellen of het beleid voor de forensische zorg doeltreffend en doelmatig is. Hiervoor heeft hij informatie nodig. Wij stellen in dit onderzoek vast dat de minister nauwelijks beschikt over deze informatie. De datasystemen binnen zijn ministerie bevatten slechts gefragmenteerde gegevens, die bovendien niet goed worden benut.
Daarom weet de minister voor Rechtsbescherming niet of de forensische zorg die wordt verleend, daadwerkelijk bijdraagt aan het verminderen van de recidive en aan bescherming van de samenleving. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van JenV doet wel geregeld onderzoek naar de mate waarin patiënten tijdens en na een forensisch zorgtraject recidiveren, maar dit onderzoek laat niet zien welke invloed het overheidsbeleid hierop heeft. Wel blijkt uit het onderzoek duidelijk dat de recidiverisico’s verhoogd zijn bij bepaalde patiënt- groepen en in bepaalde behandelfases. Er zijn dus signalen dat de geboden forensi- sche zorg niet bij iedereen en ook niet in alle situaties voldoende effectief is.
Beperkt zicht op subdoelen van forensische zorg
De minister voor Rechtsbescherming heeft evenmin nauwelijks een beeld van de mate waarin de forensische zorg tijdig wordt verleend en of deze zorg passend en kwalitatief hoogwaardig is. Het ministerie beschikt deels wel over data die inzicht kunnen bieden in de resultaten van de forensische zorg op deze aspecten, maar deze data worden niet benut als beleidsinformatie. Voor een deel van de gegevens die relevant zijn voor inzicht in de kwaliteit van de zorg geldt daarnaast dat ze niet beschikbaar zijn als gevolg van wettelijke beperkingen (ter bescherming van de privacy van de patiënt).
We zien ook dat het ministerie dingen meet die minder zinvol zijn om te meten.
De prestatie-indicatoren van het ministerie gaan veelal over de vraag hoe vaak bepaalde processen zijn uitgevoerd. De prestatie-indicator ‘meting recidiverisico’ gaat bijvoorbeeld niet over hoe hoog bij een patiënt het risico op recidiveren is en hoe dit risico zich ontwikkelt in de loop der tijd, maar over de vraag hoe vaak het recidiverisico van de patiënt is gemeten door de zorginstelling. Dergelijke informatie geeft slechts zicht op randvoorwaarden en niet op de kwaliteit van de daadwerkelijk verleende forensische zorg.
Het gevolg is dat de minister geen goede informatie heeft om knelpunten in de forensische zorg te identificeren en gericht beheersmaatregelen te nemen. Ook kan de minister het parlement niet goed informeren over de resultaten van zijn beleid voor de forensische zorg.
Het belang van goede en goed gecombineerde data
Om zicht te krijgen op de effectiviteit en de kwaliteit van de forensische zorg zijn goede (gecombineerde) data nodig over instroom, doorstroom en uitstroom van patiënten die van de rechter een forensisch zorgtraject opgelegd hebben gekregen. Aan de hand van dit soort data kan worden vastgesteld of is voldaan aan de subdoelen uit de Wfz, dat wil zeggen: of een patiënt tijdig een plek heeft gekregen in de juiste zorginstelling, of hij/zij daar de zorg heeft gekregen die was voorgeschreven en of hij/zij zo nodig ook nazorg heeft gekregen.
Door data uit verschillende departementale informatiesystemen geanonimiseerd met elkaar te combineren of door de binnen één systeem beschikbare data met elkaar te combineren kan de minister voor Rechtsbescherming antwoord krijgen op de vraag of patiënten de forensische zorg krijgen die ze nodig hebben. Voor een aantal fases in het forensisch zorgtraject hebben wij dit zelf uitgevoerd, om te demonstreren wat dit kan opleveren. We geven in dit rapport enkele voorbeelden hoe met data die gewoon beschikbaar zijn in de systemen van het Ministerie van JenV, beter zicht kan worden ontwikkeld op de resultaten van de forensische zorg.
Aanbevelingen
Wij bevelen de minister voor Rechtsbescherming aan om te zorgen dat hij zicht krijgt op de mate van realisatie van de beleidsambities zoals geformuleerd in de Wet forensische zorg. Hiervoor is het volgende nodig:
1. Concretiseer de doelen voor forensische zorg.
2. Zorg voor goede en goed gecombineerde data en benut deze voor sturing en verantwoording.
[key: TBS, forensisch]