In de jeugdzorg gebruik maken van wat werkt: het kan!

In de jeugdzorg gebruik maken van wat werkt: het kan!

Productgroep Sozio 2 2024
Han Spanjaard | 2024
1,95
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

Steeds meer jongeren hebben gedragsproblemen en/of psychische klachten, steeds vaker wordt voor hulp een beroep gedaan op de jeugdzorg. Is deze hulp altijd nodig? En helpt het? We weten steeds meer over wat wel en niet werkt. We kunnen daar nog beter gebruik van maken. In het handboek 12-23 zijn diverse werkzame elementen samengebracht in een aanpak voor kortdurende hulp voor jongeren en hun ouders.

12-23 richt zich op het signaleren, voorkomen en oplossen van problemen van jongeren en hun ouders. Het doel van de hulp is het vergroten van de mogelijkheden en ontwikkelingskansen van jongeren. De hulp is bedoeld voor jongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar die problemen hebben thuis, op school, in de vrije tijd en/of op het gebied van gezondheid. De hulp bestaat uit individuele begeleiding en hulp aan jongeren en hun ouders. De duur is gemiddeld drie à vier maanden met gemiddeld een à twee contacten per week. De contacten vinden plaats op school, thuis, in de buurt of op het kantoor van de professional. Ook is er telefonisch en online contact.

Het handboek 12-23 bevat een concrete beschrijving van de technieken en hulpmiddelen die ingezet kunnen worden. Het gaat om praktische richtlijnen en handvatten voor de hulp aan jeugdigen en hun ouders, die goed toepasbaar zijn in de dagelijkse praktijk. De basis van de methodiek is competentievergroting, aangevuld met elementen uit de presentiebenadering, oplossingsgericht werken en systeemgericht werken.

Gebruik maken van werkzame elementen

Voor het voorkomen en aanpakken van (ernstig) probleemgedrag is het belangrijk de risicofactoren te verminderen en de protectieve factoren te versterken. In de literatuur over effectieve interventies, in de Databank Effectieve Jeugdinterventies en in de Richtlijnen Jeugdhulp en Jeugdbescherming worden de volgende werkzame elementen vaak genoemd: 

  • Zorg voor een positieve en goede werkrelatie met de jongere.

  • Stel het belang van de jongere centraal en betrek de jongere bij beslissingen.

  • Richt de interventie op meerdere systemen: jongere, gezin, school, vrienden.

  • Maak één plan en betrek hierbij de jongere, ouders en school.

  • Werk aan versterking van vaardigheden voor het waarnemen van situaties, het trekken van conclusies over oorzaak en gevolg, het oplossen van problemen en zelfmanagement.

  • Zorg voor een veilig pedagogisch leef en behandelklimaat.

  • Werk aan versterking van de opvoedingsvaardigheden van ouders.

  • Maak gebruik van technieken uit de (cognitieve) gedragstherapie:

    • Creëer situaties waarin de jongere gewenst gedrag kan leren en tonen.

    • Bekrachtig gewenst gedrag.

    • Leg de nadruk niet op ongewenst gedrag, maar op het leren van alternatief/gewenst gedrag.

Bij de ontwikkeling van 12-23 is gebruikgemaakt van deze werkzame elementen.

De basishouding

Bij het leggen van contact en het opbouwen en onderhouden van een werkrelatie met jongeren en hun ouders, is de basishouding van de professional cruciaal. Een goede basishouding is ook belangrijk voor het adequaat hanteren van veranderingsstrategieën en technieken.

De basishouding wordt in 12-23 aan de hand van een aantal richtlijnen geconcretiseerd.

De professional laat jongeren en ouders de agenda voor de hulp bepalen. Hij werkt samen mét jongeren en ouders in plaats van vóór hen.

De professional:

  • gaat ervan uit dat jongeren en ouders deskundig zijn over hun eigen problemen en omstandigheden en dat zij ook goed in staat zijn om aan te geven wat zij willen veranderen;

  • gaat in de eerste fase van de hulp samen met de jongere en de ouders na waar deze last van hebben en wat de concrete wensen tot verandering zijn. Deze wensen vormen het uitgangspunt voor het geven van hulp;

  • geeft bij het vaststellen van doelen en het stellen van prioriteiten veel gewicht aan de mening van de jongere en de ouders;

  • sluit bij het plannen van interventies aan bij de wen en en mogelijkheden van de jongere en de ouders;

  • betrekt de jongere en de ouders bij de afbouw en afsluiting van het contact.

De professional baseert de hulp op het versterken van positieve krachten. De mogelijkheden en potentiële krachten van de jongere en de ouders worden benut.

De professional:

  • richt zich op ‘empowerment’, het krachtig maken van jongere en ouders. De professional probeert de positieve krachten van jongeren en ouders op te sporen. Door deze vervolgens te benoemen en hun te leren hier gebruik van te maken, sluit de professional optimaal aan bij de mogelijkheden van hen zelf;

  • benadrukt expliciet de dingen die goed gaan, door deze met jongeren en ouders te concretiseren en na te gaan wat ze precies gedaan hebben om dingen goed te laten verlopen; het expliciteren van goede momenten geeft hun zelfvertrouwen en is een goede ingang om aan te sluiten bij hun mogelijkheden;

  •  laat merken dat hij vertrouwen heeft dat veranderingen mogelijk zijn; daarbij geeft de professional aan dat jongeren en ouders zelf een belangrijke rol spelen bij het tot stand brengen van veranderingen en dat daarvoor hun sterke punten benut zullen worden;

  •  stimuleert jongeren en ouders tot een actieve in breng bij het oplossen van problemen en gaat er van uit dat zij hiertoe ook de mogelijkheden hebben; hij gaat bijvoorbeeld met de jongere na wanneer een bepaald probleem er niet was en wat de jongere hier zelf aan gedaan heeft;

  • richt zich op het vergroten van de keuzemogelijkheden van de jongere en legt de verantwoordelijkheid voor deze keuzen zo veel mogelijk bij de jongere zelf;

  • activeert jongeren en ouders om zo veel mogelijk zelf aan problemen en doelen te werken.

Technieken uit 12-23 die aansluiten bij deze aspecten van de basishouding zijn bijvoorbeeld feedback op adequaat gedrag en problemen en conflicten oplossen. Daarnaast biedt de competentieanalyse handvatten voor het opsporen van krachten.

 

Log in als abonnee om verder te lezen of koop het artikel los.