Eén op de twaalf kinderen of jongeren in Nederland groeit op in armoede. Dat zijn gemiddeld twee leerlingen per klas. Deze leerlingen groeien thuis en vaak ook in de
buurt op in een omgeving die minder gunstig en stimulerend is, waardoor zij zich minder goed kunnen ontwikkelen. Het thema leeft op scholen, omdat leraren zien dat
leerlingen in armoede ernstig belemmerd worden in hun ontwikkeling en weinig ruimte in hun hoofd hebben om tot leren te komen.
Onderwijs is de sleutel voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Hoewel scholen armoede niet (alleen) kunnen oplossen, kunnen zij er wel aan bijdragen dat elke leerling
wordt gezien, kan meedoen en toekomstkansen krijgt in een veilige en stimulerende leeromgeving. Bovendien kan de school waar mogelijk ook bijdragen aan een meer
stabiele en ondersteunende leefwereld thuis en buiten school. Het vormgeven van een dergelijke inclusieve school vraagt niet alleen inzet van leraren, maar zeker ook van
zorgprofessionals, gemeenten en externe organisaties.
Deze handreiking is geen blauwdruk, maar is bedoeld om scholen in het basis- en voortgezet onderwijs een denk- en werkkader te bieden voor het vormgeven van een
passende en haalbare rol in het omgaan met armoede onder hun leerlingen. In dit eerste deel komen het thema armoede in de school, de rollen van de verschillende
professionals en het agenderen van armoede op school aan bod. In deel twee beschrijven we vervolgens op ervaringen van scholen gebaseerde werkwijzen voor het
omgaan met armoede op school. In de bijlagen bieden we voorbeeldmateriaal bij deze werkwijzen.