De afgelopen vijftien tot twintig jaar heeft ervaringsdeskundigheid een vlucht genomen. Het initiatief hiervoor lag bij de internationale cliëntenbeweging. In Nederland timmerde HEE (Herstel Empowerment & Ervaringsdeskundigheid), o.a. onder leiding van Wilma Boevink, lange tijd aan de weg. In die periode groeide een breed arsenaal aan herstel georiënteerde initiatieven, waarin steeds nadrukkelijker aandacht kwam voor de bijdrage van ervaringskennis die moest leiden tot een kwalitatieve verbetering van de zorg. Inmiddels heeft de Nederlandse Zorgautoriteit het beroep van ‘ervaringsdeskundige’ erkend.
Ook is er een beroepscompetentieprofi el ervaringsdeskundigheid en een landelijk leerplan, dat in 2017 door het Trimbosinstituut in samenwerking met het Kenniscentrum Phrenos werd gelanceerd. In datzelfde jaar is eveneens door het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ (NKO) een landelijke module herstelondersteunende zorg uitgebracht, waarin ervaringsdeskundigheid een noodzakelijke plaats krijgt toebedeeld. Ervaringsdeskundigheid professionaliseert zich zo tot een nieuwe en complementaire – ook wel multi-deskundigheid genoemde – binnen de ggz (Delespaul, Milo, Schalken, Boevink, & Van Os, 2016). Hierin wordt gepleit voor een kruisbestuiving van verschillende bronnen van kennis onder verschillende disciplines binnen de ggz. Echter, rond 2017 lijkt de ingezette herstelbeweging in Nederland een zeker plateau te hebben bereikt. Precies in die periode startten twee lectoraten, een UMC en zeven instellingen een groots project, om de weg te bereiden voor een ‘nieuw type professional’. Want na de komst van betaalde ervaringsdeskundigen in de ggz, doen ook zorgprofessionals een boekje open over de soms moeizame trajecten door de hulpverlening en persoonlijke ervaringen met trauma én veerkracht.