Dit boek gaat over een onderwerp dat door de psychiatrie tot voor kort ernstig is verwaarloosd.
Crimineel gedrag van kinderen en jeugdigen kwam tot voor kort hoofdzakelijk onder de aandacht van de kinderbescherming. Voorzover gedragsdeskundigen zich op dit terrein bewogen, betrof dat voornamelijk (ortho)pedagogen en in een enkel geval een psycholoog. De psychiater kwam er zelden aan te pas. Wat daar precies de oorzaak van is geweest, valt moeilijk uit te maken. Eén factor kan de gebrekkige communicatie zijn tussen de werelden van justitie en volksgezondheid. Wie als psychiatrisch gestoorde delinquent in aanraking komt met justitie, wordt - afgezien van het instituut tbs - niet ‘behandeld’ in de medische zin van het woord, maar gestraft, geresocialiseerd of welke term men daarvoor ook wil gebruiken. Hoewel het in sommige justitiële instellingen, zoals bijvoorbeeld de BIBA’s (Beveiligde Individuele Begeleidings Afdelingen), werkelijk kraakt van de psychofarmaca, blijft men ook daar vasthouden aan de oude opvatting ‘justitie behandelt niet’.
En terwijl het algemeen bekend is dat het aantal psychiatrische patiënten in penitentiaire inrichtingen onrustbarend stijgt, blijven de contacten tussen de departementen van justitie en volksgezondheid uiterst spaarzaam. Een andere verklaring moet echter bij de psychiatrie zelf worden gezocht. Te lang hebben de meeste leden van deze beroepsgroep zwakzinnigen en psychisch gestoorde criminelen aan hun lot overgelaten. Zij beschouwden hen als ‘niet behandelbaar’ en verwezen hen door naar andere disciplines. Een loffelijke uitzondering hierop vormt de forensische psychiatrie, die in Nederland dank zij de voorvechters van de ‘Utrechtse school’ tot grote bloei is gekomen en internationaal de aandacht heeft getrokken.
Overigens bleef de jeugdige delinquent tot voor kort ook buiten het gezichtsveld van de forensische psychiater, als gevolg van het feit dat minderjarigen in principe onder het jeugdstrafrecht vallen. Aan Frits Bruinsma komt de eer toe als eerste systematisch jeugdige zedendelinquenten te hebben onderzocht en behandeld. Hij toont zich in dit boek de ervaren behandelaar en belezen auteur, die in een door de psychiatrie verwaarloosd gebied een aantal goed begaanbare paden uitzet voor de geïnteresseerde lezer. Men moet wel zeer goed thuis zijn in dit ingewikkelde en beladen onderwerp om er zo leesbaar over te kunnen schrijven.
[voorwoord Prof. F.H.L. Beyaert]
238 pagina's:
1. Inleiding
2. Ontwikkeling
3. Seksuele delict
4. De jeugdige zedendelinquent
5. Delict en delinquent
6. Een ‘beslisboom’ voor de keuze van een behandeling
7. Morele en verstandelijke controle in gevaarlijke situaties
8. Emotionele, fysieke, seksuele en gedragsmatige aspecten van de behandeling
9. Resultaten en preventie
Literatuur en registers