‘Anders dan incidenteel’-criterium in de Wet tijdelijk huisverbod

‘Anders dan incidenteel’-criterium in de Wet tijdelijk huisverbod

2023 | Erasmus School of Law (in opdracht van het WODC, projectnummer: 3391)
Gratis

Omschrijving

Sinds 1 januari 2009 is de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) van kracht.1 Op basis van deze wet kan de burgemeester - of namens deze de hulpofficier van justitie - een tijdelijk huisverbod opleggen aan een volwassen persoon waarvan de aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen die met hem in de woning wonen of daarin ‘anders dan incidenteel’ verblijven of indien een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor 10 dagen en kan indien de dreiging van het gevaar of het ernstige vermoeden daarvan zich voortzet, door de burgemeester tot 4 weken worden verlengd (art. 2, eerste en tweede lid, Wth). Het heeft tot doel om de veiligheid van de huisgenoten te vergroten en ze daarmee een adempauze te geven die kan worden benut om andere maatregelen te nemen die (de dreiging van) het geweld kunnen wegnemen. 2 In die periode wordt hulpverlening gestart voor zowel de achterblijvers als de uithuisgeplaatste. Het tijdelijk huisverbod is een tamelijk nieuw instrument in de aanpak van geweld achter de voordeur. Slachtoffers van huiselijk geweld konden vanaf de tweede helft van de jaren ’70 terecht in de door vrouwenorganisaties opgerichte Blijf-van-mijn-lijfhuizen. In die periode werd vanuit die hulpverleningsorganisaties steeds meer aandacht gevraagd voor het uitblijven van strafrechtelijk optreden na aangiften van vrouwenmishandeling, zoals het destijds nog werd genoemd. 3 In het kader van victim empowerment werd in die periode ervoor gepleit om de oplossingen buiten het strafrecht te zoeken en de president in kort geding in te schakelen teneinde een civielrechtelijk straatverbod te vorderen.4 Vanaf 1982 werd deze verboden met succes toegepast, in de jaren ’90 gevolgd door experimenten met het mobiele alarmsysteem AWARE.