Op 2 december 2019 is de motie van Tweede Kamerlid Van den Hul aangenomen. Deze motie constateert dat vrouwen “bovengemiddeld vaak financieel afhankelijk zijn van hun partner, en bovengemiddeld vaak het slachtoffer zijn van partnergeweld en eergerelateerd geweld” en formuleert een verzoek aan de regering om “genderspecifiek onderzoek te laten doen naar het verband” (Kamerstuk 30 420, nr. 334). In opdracht van de directie Emancipatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is Atria een onderzoek gestart naar het verband tussen financiële (on)afhankelijkheid van vrouwen en partnergeweld. Het onderzoek sluit inhoudelijk aan bij het lopende onderzoek naar de effectiviteit van De Nieuwe Toekomst dat Atria onder het ZonMw-programma Vakkundig aan het Werk uitvoert en het promotieonderzoek naar de waarde van werk in het herstel na partnergeweld aan de afdeling Sociologie van de Universiteit van Amsterdam.
Op basis van een wetenschappelijk literatuuronderzoek is getracht de bestaande kennis over het verband tussen financiële (on)afhankelijkheid en partnergeweld in kaart te brengen. In het literatuuronderzoek stond de vraag centraal of vrouwen die financieel afhankelijk zijn van hun partner meer kans hebben om partnergeweld mee te maken en minder kans om de gewelddadige relatie te doorbreken. En, omgekeerd, of vrouwen die financieel onafhankelijk zijn van hun partner minder kans hebben om slachtoffer van partnergeweld te worden en meer kans om zich aan het geweld te onttrekken. De bevindingen van de literatuurstudie zijn gepresenteerd in het rapport Financiële (on)afhankelijkheid van vrouwen en partnergeweld: wat is het verband? (Bouma, Berry & Römkens, 2021).
De literatuurstudie laat één duidelijke conclusie zien: er is een verband tussen financiële (on)afhankelijkheid van vrouwen en partnergeweld, maar het betreft een verband dat gelaagd, paradoxaal en wederkerig is. Het verband is gelaagd omdat de term ‘financiële afhankelijkheid’ is opgebouwd uit verschillende economische elementen die niet zelfstandig, maar in combinatie met andere (interveniërende) factoren in verband staan met partnergeweld. Een slechte gezondheid, alcoholgebruik, maar ook het hebben van (jonge) kinderen zijn voorbeelden van factoren die zowel invloed hebben op de economische positie van een huishouden en het individu, als het risico op partnergeweld. Financiële afhankelijkheid van de partner – en meer specifiek: onvoldoende toegang tot alternatieve middelen – is wel één van de belangrijkste belemmerende factoren in het beëindigen van een gewelddadige relatie. Omdat er daarnaast nog andere vormen van afhankelijkheid bestaan (zoals bijvoorbeeld 4 het bezitten van een onafhankelijke verblijfsvergunning voor migrantenvrouwen, of het spreken van de Nederlandse taal) die het verband negatief kunnen beïnvloeden, is financiële onafhankelijkheid niet een voldoende, maar een noodzakelijke voorwaarde om de gewelddadige relatie te kunnen beëindigen.
Het verband is wederkerig omdat het meemaken van partnergeweld ook (in)direct invloed heeft op de economische positie van de vrouw. Slachtoffers kunnen langdurig psychische, fysieke en financiële gevolgen van partnergeweld ervaren, ook nadat het geweld is beëindigd, wat een negatieve impact heeft op hun arbeidsmarktpositie. Ook kan de partner tactieken inzetten die gezamenlijk te categoriseren zijn als economisch geweld en direct invloed hebben op de economische positie. Hieronder valt financiële controle (controle op inkomsten en uitgaven), financiële uitbuiting (zonder instemming gebruik maken van financiële middelen die tot de vrouw behoren) en financiële manipulatie (toegang tot werk of school verhinderen). Dit impliceert ook dat een vrouw met een netto individueel inkomen van 1410 euro per maand volgens de Nederlandse beleidsdefinitie financieel onafhankelijk is, maar nog steeds van haar partner afhankelijk kan zijn voor de toegang tot deze middelen.
Het paradoxale karakter van het verband speelt zich op individueel niveau af en rondom een specifiek element van financiële (on)afhankelijkheid: arbeidsparticipatie. Het hebben van (betaald) werk kan enerzijds bescherming bieden tegen herhaling van partnergeweld, maar kan óók het risico op partnergeweld vergroten. Naast dat werk toegang kan verlenen tot middelen die nodig zijn om de gewelddadige relatie (duurzaam) te kunnen beëindigen, kan werk het gevoel van eigenwaarde en zelfrespect bevorderen, emotionele steun bieden en kan de werkomgeving voorzien in (tijdelijke) fysieke veiligheid. Arbeidsparticipatie is een risico wanneer de versterking van de economische positie van de vrouw door haar man als bedreiging wordt gezien en hij, vanuit het gevoel zijn machtspositie te verliezen, zich middels geweld verzet. Dit gevoel is sterk gekoppeld aan traditionele gendernormen, waarbij de status van de mannelijke partner als kostwinner de norm is (en de status van de vrouwelijke partner als kostwinner als bedreiging wordt gezien).
In de wetenschappelijke literatuurstudie is het verband tussen economische zelfstandigheid van vrouwen en partnergeweld nader in kaart gebracht en daarmee expliciet aandacht gegeven aan de materiële waarde van werk. Dat werk ook immateriële waarde kent in relatie tot het risico op partnergeweld, verdient ook aandacht. In het onderhavige onderzoek wordt daartoe gebruik gemaakt van de inzichten van sociaalpsychologen en sociologen die stellen dat de waarde van werk in het leven van mensen meer behelst dan het inkomen. Daarnaast geeft de literatuurstudie ervan blijk dat er weinig studies uitgevoerd zijn waarin het perspectief van de vrouwen zelf belicht wordt, terwijl de vrouwen die partnergeweld hebben ervaring vanuit hun eigen ervaring een verdiepend inzicht kunnen geven over de waarde van werk. In dit onderzoek staat daarom het perspectief van de vrouwen die partnergeweld hebben meegemaakt centraal. Tot slot liet de literatuurstudie zien dat studies gericht op 5 financiële (on)afhankelijkheid ná partnergeweld schaars zijn. De kwalitatieve studies naar de persoonlijke (materiële, maar ook sociale en emotionele) waarde van werk geven een eerste inkijk dat (betaald) werk een positieve bijdrage zou kunnen leveren op de positie van vrouwen na partnergeweld, maar verdiepend inzicht ontbreekt. In het onderhavige onderzoek wordt dan ook expliciet gekeken naar de waarde van werk in het herstel na partnergeweld.