Minister Van Bijsterveldt stuurde november 2011 een brief aan de Tweede Kamer waarin zij pleit voor een mentaliteitsverandering die leidt tot een grotere inzet van ouders bij de schoolloopbaanbaan van hun kinderen. Van Bijsterveldt spreekt in haar brief over ouders die ‘vanwege hun achtergrond of cultuur minder bij school betrokken zijn’. Dit artikel verkent hoe betrokken deze ouders wel of niet zijn en welke drempels zij hierbij ervaren.
De manier waarop de minister met scholen in gesprek wil over ouderbetrokkenheid wordt gekenmerkt door vooringenomenheid, vindt Bas Levering. Verschil mag er zijn. De ver schillen in aanpak bieden de scholen de kans zich te profileren en ouders de gelegenheid om een passende schoolkeuze voor hun kinderen te maken.
Het lijkt een recente ontdekking van de minister, maar eigenlijk zijn veel scholen er al lang achter:
onderwijzen en opvoeden doe je niet alleen. Leraren kunnen en moeten samenwerken en communiceren met ouders. Ouderbetrokkenheid kan voor scholen werken als vliegwiel. Wanneer ouders betrokken zijn bij school komt dat vaak de ontwikkeling van het kind ten goede. Ouders
de school in krijgen, zodat ze meer meekrijgen van de ontwikkeling van hun kinderen is de eerste winst. Wanneer de school het voor elkaar krijgt dat ouders ook aan hun eigen ontwikkeling gaan werken, is de winst nog groter (Bekker e.a., 2009). Een school zal hiervoor nieuwe en intensieve oudercontacten moeten aangaan.
Frederik Smit (ITS Nijmegen) ontwikkelde in 2005 op verzoek van het blad ’O’ van het Ministerie van OC&W, een typologie van ouders, in het kader van het vraagstuk van de ouderbetrokkenheid
bij de school.