Het boek Grondslagen SPH is het eerste boek uit een nieuwe serie 'Competent sociaal pedagogisch hulpverlenen'.
In dit deel van de serie wordt een duidelijk beroepsbeeld SPH neergezet, zoals beschreven in het Landelijk Opleidingsprofiel SPH De creatieve professional. Dit beroepsbeeld wordt geconcretiseerd door een omschrijving van de beroepsmethodiek, die normatief-ethische, systeemtheoretische-, muzisch-agogische- en cognitief-gedragsmatige elementen bevat.
De drie hoofdcompenties uit: 'De creatieve professional', 'De hulp- en dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten',, 'Het werken binnen en vanuit een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie' en 'het werken aan professionalisering', worden per taakgebied uitgesplitst in bij de competentie horende kwalificaties en daarvan af te leiden deelkwalificaties.
Vervolgens worden de methoden om die (deel)kwalificaties te kunnen behalen benoemd. Deze methoden zijn gekozen op basis van de beroepsmethodiek. Daarnaast worden, vanuit de agogische basismethodiek, basiskwalificaties en methoden om die te behalen beschreven.
Er zijn checklisten die dienen om, zowel zelfstandig als met anderen in praktijk en opleiding, de stand van de basiscompetentie en de beroepscompetentie te toetsen. Een aantal van deze checklisten kunt u downloaden middels onderstaande links.
Ter illustratie van het integratief handelen op alledrie de competentieniveaus, wordt bij iedere competentie een grote casus geleverd waarin steeds dezelfde hulpverleningsinstelling en een aantal belangrijke actoren wordt opgevoerd, maar waarin afhankelijk van de competentie bepaalde (deel) kwalificaties op de voorgrond en anderen op de achtergrond staan.
Het boek Grondslagen SPH reikt tenslotte een kader aan om de planning van de acties binnen de zes taakgebieden - oriënteren, ontwerpen, interveniëren, evalueren, professie en organisatie - te
kunnen registreren, zodat een concretere kwaliteitsbewaking van het sociaal pedagogisch handelen mogelijk is.
Hoofdstuk 2 - Het beroepsbeeld als grondslag
INLEIDING
In dit hoofdstuk schets ik het beroepsbeeld SPH dat als uitgangspunt dient voor de keuzes van de andere grondslagen van dit boek. Dit beroepsbeeld is gebaseerd op de inhoud
van twee belangwekkende documenten: het Beroependomeinprofiel SPW (BDP-SPW) uit 1996 en het Landelijk Opleidingsprofiel SPH (OP-SPH) De creatieve professional uit 1999.
Het beroependomeinprofiel en het opleidingsprofiel hebben als doelstelling de kwaliteit van de sociaal-pedagogische hulpverlening te bevorderen door een heldere afbakening
van respectievelijk het beroepen- en opleidingsdomein. Beiden zijn door alle belangrijke bij SPH betrokken partners in respectievelijk 1996 en 1999 gevalideerd, en leverden zo de noodzakelijke criteria om de deskundigheid van onze beroepsgroep en daarmee de kwaliteit van ons werk, concreter en beter te kunnen waarborgen.
Het is erg belangrijk dat wij, ongeacht onze functie in de praktijk, als beroepsgenoten dezelfde attitude hebben met betrekking tot het beroepsbeeld. Dat zal het implementeren van deze kwalificaties, zowel in de praktijk als in de opleidingen en de beroepsorganisatie, aanzienlijk bevorderen.
Dit hoofdstuk levert stof tot nadenken over de mate waarin de lezer dit officiële beroepsbeeld SPH ook werkelijk deelt. Zo kan ook per opleiding of praktijksituatie worden bepaald in welke mate en op welke wijze bijstelling op attitude- en/of gedragsniveau noodzakelijk is om tot effectiever leren, een effectievere inrichting van het curriculum, een effectievere bijscholing en betere functieomschrijving in de praktijk te komen. Een proeve van bekwaamheid kan de lezer behulpzaam zijn bij het testen in welke mate zijn beeld over het SPH-beroep overeenkomt of verschilt met het officiële beroepsbeeld en waar dat mee samenhangt.
Hoofdstuk 3 - Beroepsmethodiek en basismethodiek als grondslagen
Dit hoofdstuk levert twee methodieken, de basismethodiek en de beroepsmethodiek, als grondslagen voor het methodisch denken en handelen van de sociaal-pedagogisch hulpverlener op zowel het micro-, meso-, als macroniveau.
Allereerst komen de begrippen methode, methodiek, basismethodiek, beroepsmethodiek en instellingsmethodiek aan de orde, zodat over de betekenis die ik eraan geef geen misverstand kan ontstaan. De basismethodiek is het keuze-instrument voor de algemene hulpverleningsmethoden die moeten leiden tot een gewenste agogische basiscompetentie (1). Daarna volgt de verantwoording voor de keuze van een viertal elementen als te onderscheiden onderdelen binnen de beroepsmethodiek. Deze elementen zijn van belang om alle 23 kwalificaties en bijhorende deelkwalificaties (welke in hoofdstuk 6 worden benoemd) te kunnen behalen, die moeten leiden tot een gewenste beroepscompetentie. Ten slotte is er weer een proeve van bekwaamheid zodat de lezer zijn attitude met betrekking tot de beschreven beroeps- en basismethodiek kan testen en met studie- of beroepsgenoten kan vergelijken. 3.1
ENKELE BEGRIPPEN
In het woud van verklaringen voor de begrippen methodiek en methode kan een mens licht verdwalen. Daarom is het zinvol om de definities die ik hanteer, uit te leggen.
Methode
Methoden zijn ‘concrete en controleerbare wegen waarlangs’ of ‘concrete en controleerbare manieren waarop’ een bepaald agogisch doel kan worden bereikt. Het begrip ‘methode’ vat ik dus breed op. De ene keer ligt het accent op het gebruik van een bepaald middel, de andere keer veel meer op het gebruik van een bepaalde theorie, dan weer op het inzetten van een bepaalde vaardigheid of combinaties ervan.
Methodiek
Het kiezen van methoden voor een bepaald onderzoek- of praktijkgebied, vanuit bepaalde theoretische en soms ook ethische uitgangspunten en vooronderstellingen.
Hoofdstuk 4 - De basishouding en beroepshouding
I NLEIDING
In dit hoofdstuk komen de begrippen basishouding en beroepshouding aan de orde en wat er moet gebeuren om beide te ontwikkelen. In de omschrijving van het begrip houding maak ik nadrukkelijk een onderscheid in het denk- en gevoelsni veau – de attitu de – en het handelingsniveau – het gedrag. Beide niveaus moeten gevormd en gemeten worden, wil je een basis- of beroepshouding kunnen toetsen en trainen. Verder geef ik in dit hoofdstuk de factoren aan die attitudevor ming beïnvloeden alsmede de functies die attitudes kunnen hebben, zodat de lezer de eigen basis- en beroepsattitude kan analyseren op motivatie en gewenstheid en de attitude en/of het bijhorende gedrag zonodig kan bijstellen. Dat er vaak een inconsistentie bestaat tussen (basis/beroeps)attitu de en (basis/beroeps)- gedrag is bekend. Ik zet de factoren die de inconsistentie kunnen veroorzaken op een rij, zodat de lezer in staat is de oorzaken van inconsistentie te achter halen en zo zijn basisen beroepshouding verder kan ontwikkelen. Er is een proeve van bekwaamheid met een vragenlijst, waarmee zowel de factoren die de attitude beïnvloeden, de functies die attitudes hebben, als de oorzaken van inconsistentie tussen gedrag en attitude opgespoord kunnen worden. Voor het ontwikkelen van een juiste basishouding dienen we kwalificaties te behalen die op algemene agogische principes zijn gebaseerd. Die principes staan als basismethodiek beschreven in het vorige hoofdstuk, de kwalificaties zelf in hoofdstuk 5. Voor het ontwikkelen van de juiste beroepshouding dienen we ons (deel)kwalificaties eigen te maken die op bepaalde ethische en theoretische elementen gestoeld zijn. Die elementen staan beschreven in hoofdstuk 3, de (deel)kwalificaties in hoofdstuk 5. Om de basis- en beroepshouding zowel zelfstandig als in samenspraak met anderen te kunnen toetsen, en vervolgens te kunnen trainen, ontwierp ik twee checklists. Ik leg in dit hoofdstuk het gebruik van die checklists en de achterliggende gedachte uit. Vervolgens benoem ik een aantal voor het trainen en toetsen van de basis- en beroepshouding onmisbare voorwaarden, zoals rekening houden met en het verder ontwikkelen van leerstijlen, de onderwijsorganisatie en een goed leermodel zoals bijvoorbeeld een aangepast gildestelsel.